AFTOCHT?

De onverwachte uitschakeling van Lionel Jospin als kandidaat van de Parti Socialiste voor het Franse presidentschap volgde op de verkiezingsnederlaag van de sociaal-democratische SPD in deelstaat Sachsen-Anhalt. Daar werd de partij in omvang zelfs voorbijgestreefd door de PDS, de voormalige communisten. De kans dat bondskanselier Gerhard Schroder (SPD) bij landelijke verkiezingen overeind blijft, slaat men sindsdien lager aan. Eerder viel het tweede kabinet-Kok. Geen wonder dat het verhaal gaat dat de sociaal-democratie in Europa op de terugtocht is.

Nog maar een paar jaar geleden zag het beeld er heel anders uit. In elf van de vijftien lidstaten van de Europese Unie namen sociaal-democraten aan de regering deel, voor zover zij die al niet domineerden.

De aftocht is deels schijn. Jospin verloor niet van Jean-Marie Le Pen, maar van de linksere splinterkandidaten. Tezamen trokken die meer kiezers dan de rechtse extremist. Die scoorde nauwelijks beter dan bij vorige presidentsverkiezingen, ook al had hij weinig last van de concurrentie van zijn voormalige tweede man, Bruno Megret, die ook kandidaat was.

De Fransen die voor de linkse splinters kozen, zouden bij deze eerste ronde zonder twijfel anders hebben gestemd als zij hadden geweten dat Jospin daardoor als tegenstander van president Jacques Chirac zou worden vervangen door Le Pen.

Van een algemene ruk naar rechts kan al helemaal niet worden gesproken als men in aanmerking neemt dat nog nooit een zittende president bij de eerste ronde zo weinig stemmen trok als Chirac nu. Met dichtgeknepen neus zal bij de tweede ronde een meerderheid voor een tweede ambtstermijn een man kiezen die als gewoon burger allang wegens malversatie en corruptie in de gevangenis zou zuchten.

Het is echter de vraag of bij de parlementsverkiezingen die binnenkort volgen Chirac een meerderheid in de volksvertegenwoordiging achter zich weet te vinden. Zo niet, dan volgt een nieuwe periode van cohabitation, waarbij de rechtse president de regeermacht moet delen met een linkse regering.

Het zou de derde keer zijn dat de kiezers een dergelijke samenwerking tegen heug en meug afdwingen. Driemaal is scheepsrecht. Dit zou het staatkundig failliet van de Vijfde Republiek betekenen. Diens grondlegger, Charles de Gaulle, heeft deze gebaseerd op het voor hem vanzelfsprekende uitgangspunt dat de rechtstreeks gekozen president zou beschikken over een meerderheid in het eveneens rechtstreeks gekozen parlement.

Wanneer dit echter niet het geval is, treedt er een tegenstelling tussen premier en president op, die zich manifesteert in politieke onduidelijkheid en gebrek aan eenheid in het beleid. (Het is kenmerkend voor de staatkundige diepgang van D66 dat die voorstander is van zo'n stelsel, met een gekozen minister-president en een parlement waaraan die minister-president ook verantwoording verschuldigd is.)

Het echec van Jospin kan echter noch worden toegeschreven aan de frivoliteit van de linkse Franse kiezers, noch aan zijn ongemakkelijke cohabitation met president Chirac. Daaronder ligt toch een diepere oorzaak, die niet alleen in Frankrijk werkzaam is. De regering-Jospin heeft namelijk een succesvol beleid gevoerd. De economische groei lag bijvoorbeeld hoger dan in Groot-Brittannie en Duitsland. De verkorting van de werkweek tot 35 uur met behoud van salaris is succesvol verlopen. Terwijl publieke diensten - de spoorwegen! - goed functioneren, heeft Jospin meer staatsbedrijven geprivatiseerd dan zijn rechtse voorgangers.

Maar dit beleid is Jospin niet in dank afgenomen. Sterker nog, hij heeft zich er nauwelijks op beroepen. De minister-president, die altijd afstand nam van Blair en Schroder met hun 'Derde Weg', viel nu eens terug op traditionele linkse retoriek, beriep zich dan weer op zijn alledaags pragmatisme. Op deze wijze heeft hij de traditionele achterban van de Parti Socialiste van zich vervreemd. Nieuwe aanhang won hij evenmin.

Dit is het algemene probleem van de sociaal-democratische partijen in Europa sinds het einde van de Koude Oorlog. In de nieuwe situatie stonden zij voor een keus tussen twee alternatieven. De eerste was zich te vernieuwen op basis van de uitgangspunten waarmee zij in de voorafgaande vijftig jaar onder andere de verzorgingsstaat hadden opgebouwd. De andere was om tot een modernisering over te gaan die niet in de eigen traditie was geworteld en zichzelf als niet-ideologisch, 'pragmatisch' proclameerde.

In het algemeen is - meestal onbewust - de tweede keus gemaakt. Dat was ook de keuze voor de politieke macht en in de jaren negentig viel deze succesvol uit. De Labour Party werd bijvoorbeeld 'New Labour' en versloeg na achttien jaar de Conservatieven. Wat 'New Labour' inhoudelijk betekende, zei zijn leider Tony Blair ooit zo: 'Ik heb mijn partij alles ontnomen waarin zij dacht te geloven, ik heb haar van haar kernopvattingen beroofd. Alleen succes en macht houden de partij bij elkaar.'

Wim Kok zei het omfloerster, toen hij sprak over het 'afschudden van ideologische veren'. Maar het kwam op hetzelfde neer.

Auteur
Bart Tromp
Verschenen in
Elsevier
Datum verschijning
04-05-2002

« Terug naar het overzicht