Akira Kurosawa
VOLGENS DE grote historicus William McNeill zijn door de eeuwen heen menselijke gemeenschappen in hun bestaan bedreigd door twee soorten gevaren: microparasieten en macroparasieten. Microparasieten, dat zijn de virussen en bacterien die voor hun voortbestaan teren op mensen en besmettelijke ziekten veroorzaken. McNeill schreef daarover een prachtig boek, in het Nederlands verschenen als Mensen en hun plagen.
Macroparasieten: dat zijn legers, bandieten en misdaadorganisaties, die op menselijke gemeenschappen parasiteren om er zelf beter van te worden, het thema dat centraal staat in McNeills The Pursuit of Power.
De film Zeven samoerai (1954) is een prachtige illustratie van McNeills these over macroparasieten. Een dorp in het Japan van de late Middeleeuwen wordt jaarlijks na de oogst overvallen door bandieten, die alles roven en net genoeg over laten om de boeren in staat te stellen de winter door te komen en het volgend jaar opnieuw het land te bewerken.
Dan besluiten de dorpsoudsten dat het anders moet: zij gaan op zoek naar werkloze samoerai en huren zeven van deze zwaardvechters in om bij de volgende inval de bandieten een lesje te leren. De film vertelt het verhaal van deze zoektocht en de daarop volgende strijd met de bandieten. Deze is succesvol.
Aan het slot kunnen de dorpsbewoners weer rijst planten, maar op een grafheuvel herinneren vier in de grond gestoken zwaarden aan de prijs die daarvoor betaald werd. De drie overlevende samoerai staan aan de voet van de heuvel. Ze zijn nutteloos en overbodig geworden. Of wil de maker van de film, Akira Kurosawa, laten weten dat zij van mogelijke macroparasieten deel van een menselijke gemeenschap zijn geworden?
Akira Kurosawa, die deze week op 88-jarige leeftijd overleed, is herdacht als de grootste Japanse filmer, 'de keizer van de Japanse film'. Inderdaad, Kurosawa maakte films in Japan, hij was een Japanner en al zijn films spelen in het hedendaagse of historische Japan. Maar in eigen land werd hij beschouwd als iemand die eigenlijk westerse films maakte. Zijn latere films, na Dodesukaden (1970) waarvan het echec tot een zelfmoordpoging leidde, moesten worden gefinancierd met Sovjet-Russisch en Amerikaans kapitaal. Voor niet de minste van zijn films baseerde hij zich op Dostojewski, Gorki, Shakespeare en de thriller-auteur Ed McBain.
In het laatste geval leidde dat tot Hemel en hel, waarin een rijke schoenenfabrikant in Yokohama zich in de schulden steekt om zijn bedrijf over te nemen, maar dan geconfronteerd wordt met de ontvoering van zijn zoontje, voor wiens vrijlating een exorbitant losgeld wordt gevraagd. De kidnapper heeft zich echter vergist en het zoontje van zijn chauffeur wordt gepakt.
Wat nu? Het eerste deel van de film is gesitueerd in de woonkamer van de schoenenfabrikant, een onbedoelde demonstratie van het feit dat Kurosawa een buitengewoon spannende film kon maken, zonder gebruik te maken van grootse lokaties, snelle scenewisselingen en massale acties. Maar dat laatste kon hij ook: de slagveldscenes in Kagemusha (1980) en Ran (1985, zijn laatste film, naar King Lear) zijn weergaloos.
De filmer met wie Kurosawa een natuurlijke affiniteit vertoont, is John Ford, de grootmeester van de klassieke western. Beiden hanteren een epische stijl van filmen, waarin de morele en politieke dilemma's van hun hoofdpersonen relief krijgen in het kader van grotere gebeurtenissen en landschappen. Evenmin als Ford was Kurosawa een 'kunstfilmer', maar juist een regisseur die de vermaaksindustrie accepteerde als de noodzakelijke voorwaarde om een groot publiek te bereiken met hun films. Hun grootheid bestaat er onder meer uit dat zij dat publiek serieus namen, in plaats van het uitgangspunt van de filmmagnaten over te nemen, dat films horen te worden afgestemd op de belevingswereld en het bevattingsvermogen van twaalfjarigen.
Ik vind Troon van bloed (1957) Kurosawa's mooiste film, Macbeth verplaatst naar Japan. In filmische kracht laat het alle andere verfilmingen van het drama (Orson Welles, Roman Polanski) ver achter zich. Het is het verhaal van een man die eigenlijk te slap is om iets anders te ondernemen dan macht na te streven. Het eindigt wanneer de soldaten van Macbeth (als in al zijn films tot 1970 was ook hier de vorig jaar overleden Toshiro Mifune vertolker van de hoofdrol) in het immer door mist omgeven kasteel rebelleren en hun pijlen op hem afschieten, terwijl hij ze met karakteristiek beheerste Japanse razernij probeert toe te spreken. Als een stekelvarken zo vol met pijlen sterft hij. Volgens de mythe liet Kurosawa met echte pijlen op Mifune schieten om in de close-ups diens angst zo overtuigend mogelijk te maken.
Ik schrijf dit op grond van herinneringen en aantekeningen van vroeger. Want de films van Kurosawa zijn nergens te zien. Ik geloof niet dat er in Nederland in de afgelopen tien jaar een van is vertoond op een publieke of commerciele zender en evenmin in het filmhuiscircuit. Zelfs ter gelegenheid van Kurosawa's dood is geen voornemen bekend gemaakt om deze te markeren met de uitzending van een van zijn vijf onbetwiste meesterwerken: Rashomon, Zeven samoerai, Troon van bloed, Kagemusha en Ran).
- Auteur
- Bart Tromp
- Verschenen in
- Het Parool
- Datum verschijning
- 09-09-1998