Amerikaanse democratie

OP ZICH is er niets mis met de presidentsverkiezingen in de Verenigde Staten. Al die commentaren met als sleutelwoorden 'bizar' en 'absurd' zijn niet op hun plaats. In elk democratisch politiek stelsel is het mogelijk dat de twee belangrijkste kandidaten ongeveer evenveel stemmen krijgen. In elk democratisch stelsel zal dan nauwgezet gecontroleerd worden of goed is geteld. In elk politiek stelsel zal dan blijken dat allerlei telfouten zijn gemaakt.

Nu kan men zeggen dat in Florida de stemmen wel vreemd geteld zijn, met stemmachines - sommige uit 1892 - die allerlei uitleg toelaten, misleidende stembiljetten, vergeten stembussen en niet geregistreerde computeruitslagen. Ik weet niet zeker of het in Nederland zoveel beter is gesteld. Te denken geeft dat sinds 1989 bij de registratie geen onderscheid meer wordt gemaakt tussen blanco en ongeldige stemmen, volgens het Centraal Bureau voor de Statistiek omdat dit verschil niet betrouwbaar genoeg meer kan worden vastgesteld. Daarvoor, en zonder stemmachines, kennelijk wel.

Iets anders is dat het nu in de VS helemaal niet gaat om de vraag welke presidentskandidaat de meeste stemmen heeft gekregen. Dat is Al Gore. De ruim 200.000 stemmen die hij meer verwierf dan George W. Bush, kunnen door geen enkele hertelling of door poststemmen worden weggewerkt. Maar daarmee verwierf Gore niet voldoende steun in het kiescollege, want de president wordt niet rechtstreeks gekozen. Dit gebeurt door een kiescollege van per staat aangewezen kiesmannen ('kiespersonen'). Behalve in Nebraska en Maine gaan alle kiesmannen per staat naar de kandidaat die de meeste stemmen in die staat heeft behaald.

Dit systeem wordt nu wel verdedigd met het argument dat zo ook de kleinere staten aan hun trekken komen, want elke staat krijgt minimaal twee kiesmannen, pas de daaropvolgende worden vastgesteld op basis van het inwonertal.

Maar hiervoor is het kiescollege ruim tweehonderd jaar geleden niet bedacht. Het werd uitgevonden om de invloed van de zuidelijke, slavenhoudende staten te waarborgen. Voor de bepaling van het aantal kiesmannen per staat telden namelijk slaven mee, voor drievijfde van het stemgewicht van een blanke, hoewel de slaven natuurlijk geen stemrecht hadden. Op die manier bleef het presidentschap van de VS tientallen jaren in handen van slavenhouders uit Virginia.

Het kiescollege is een van de instrumenten in de oorspronkelijke constitutie van de VS die moesten garanderen dat de burgers het maar in beperkte mate voor het zeggen kregen. Het doel van de constitutie was vrijheid, en die vrijheid zagen de grondleggers van de VS vooral bedreigd door de macht van de meerderheid van de burgers. Het ideaal van de 'Founding Fathers' was een republiek, niet een democratie.

Dit ideaal ontleenden zij aan de klassieke oudheid en dan vooral aan de Romeinse Republiek. Al bij Machiavelli gold deze als het meest geslaagde en dus navolgenswaardige voorbeeld van een 'gemengde constitutie'. De 'gemengde constitutie' was het best mogelijke politieke stelsel, omdat het de mooiste elementen combineerde van de drie basisvormen van regeren: monarchie, aristocratie en democratie.

In de grondwet die de Founding Fathers opstelden, kregen die drie vormen elk hun plaats. De president vertegenwoordigt het monarchale element, de Senaat het aristocratische en het Huis van Afgevaardigden het democratische. De Senaat is nog steeds geen vertegenwoordiging van burgers, maar van staten: elke staat vaardigt twee senatoren af, of het nu Californie met ruim 40 miljoen inwoners betreft, dan wel Wyoming, met nog geen half miljoen. En de rechtstreekse verkiezing van senatoren is minder dan honderd jaar geleden ingevoerd.

In de discussies rond de opstelling en later de uitleg van de Amerikaanse grondwet bleef een thema overheersend: de angst dat de meerderheid van (armere) burgers de minderheid (van de rijkere) zou overheersen. Dat leidde er onder meer toe dat het stelsel zo is ingericht dat politieke partijen het bestaan zo zuur mogelijk is gemaakt. Personen, daar moest het om gaan.

Toch kwamen die partijen er, want een massademocratie kan niet zonder. Maar zij bleven dankzij de Amerikaanse staatsinrichting zwak en onmachtig. Elke politieke campagne draait om personen. De combinatie van een achttiende-eeuwse constitutie met moderne massamedia heeft geleid tot een politiek waar het 'karakter' van een kandidaat centraal staat, en zijn 'program' ver daarna op de tweede plaats komt.

Zonder precedent is de huidige impasse niet. In 1876 leidde het electorale gelijk spel tussen Samuel Tilden en Rutherford Hayes bijna tot een burgeroorlog. De winnaar verloor. Daar ziet het deze keer ook naar uit, een merkwaardige consequentie van het feit dat de Amerikaanse grondwet nog altijd anti-democratische elementen kent.

Auteur
Bart Tromp
Verschenen in
Het Parool
Datum verschijning
16-11-2000

« Terug naar het overzicht