Angstaanjagend

OVER DE belangrijkste politieke functie ter wereld wordt op 7 november door de Amerikaanse staatsburgers beslist. Ondanks de miljarden dollars die in de campagnes omgaan, zal bijna de helft van die staatsburgers niet gaan stemmen.

Tegenover elkaar staan vice-president Al Gore en George W. Bush, gouverneur van Texas. De campagne gaat volgens vele serieuze waarnemers over de vraag welke kandidaat in de ogen van 'gewone' Amerikanen de favoriete gast op een familiefeestje zou zijn. Dat krijg je dus als het bij verkiezingen alleen om personen draait - het ideaal van D66 en al die lokale liefhebbers van de gekozen burgemeester - in plaats van om programma's. Deze situatie zou enigszins draaglijk zijn als die personen staan voor een duidelijk program dat gedragen wordt door de partij die ze vertegenwoordigen.

Zowel Democraten als Republikeinen hebben deze zomer niet alleen presidentskandidaten aangewezen, maar ook een program vastgesteld. In de campagne speelt dit echter geen enkele rol. Daar gaat het om plannetjes die de adviseurs hun kandidaten in de mond leggen, afgestemd op 'focusgroepjes' en meningspeilingen. Het is nu zo ver gekomen dat ook ervaring en prestaties als niet terzake doend worden afgedaan. Terwijl Gore op een lange en respectabele loopbaan in de politiek kan bogen, heeft Bush op dit terrein niets te melden. Tekenend is dat de Democraat Gore militaire dienst in Vietnam niet probeerde te ontlopen, terwijl de Republikein Bush dat wel deed, door te laten regelen dat hij bij het 'champagne-sqadron' van de Nationale Garde in Texas vliegen mocht leren.

Zijn vader had een grote staat van dienst in politiek en bestuur, onder andere als directeur van de CIA en als ambassadeur in China, voordat hij vice-president en uiteindelijk president werd. Zoon Bush is een flierefluiter die zijn kapitaal dankzij de relaties van zijn vader vergaarde en op kosten van de belastingbetaler, zoals zoveel kampioenen van de vrije markt. Zijn enige politieke functie tot nog toe is die van gouverneur van Texas, een functie die veel minder inhoudt dan in de meeste staten van de VS. Zijn belangrijkste prestatie is het ondertekenen van doodvonnissen, een activiteit waarin hij met kop en schouders boven het maaiveld uitsteekt en die bovendien binnen zijn concentratielimiet van een kwartier ligt.

We zien nu onder commentatoren de mening postvatten dat ervaring en gebleken politieke competentie er eigenlijk niet toe doen, als het om de president van de Verenigde Staten gaat. Ze noemen dan bijvoorbeeld Harry Truman (1945-1953) en Ronald Reagan (1981-1989).

Beide vergelijkingen gaan mank. Zeker, vice-president Truman was door Roosevelt buiten alle belangrijke staatszaken gehouden en in die zin onervaren toen de Roosevelt op 12 april 1945 overleed. Maar Truman was gepokt en gemazeld in de politiek, eerst lokaal in Missouri, later als senator. Hij was bovendien een man van uitgesproken overtuigingen, die er niet voor terugschrok aan de vooravond van de presidentsverkiezingen van 1948 bij decreet de rassenscheiding in de krijgsmacht af te schaffen. Zijn fameuze herverkiezing in 1948 wordt in een recente bestseller beschreven als resultaat van 'de laatste presidentscampagne', in die zin dat het toen nog om wezenlijk politieke tegenstellingen ging, in plaats van om de vraag wie men de aardigste kandidaat vindt.

Truman behoort tot de grootsten onder de Amerikaanse presidenten. Dat geldt niet voor Reagan, die niettemin als kandidaat beschikte over twee eigenschappen die hij met Truman deelde, maar die Bush ontbeert. De voormalige B-filmacteur was acht jaar gouverneur van Californie, een ambt dat hem tot meer in staat stelde dan het ondertekenen van doodvonissen. En net als Truman had hij een politieke overtuiging. Zijn beleid was niettemin in veel opzichten een ramp. Zijn aangekondigde bezuinigingen op de overheidsuitgaven liepen uit op een recordbegrotingstekort, omdat hij bezuinigingen in de sociale sfeer met enkele factoren vermenigvuldigd aan defensie uitgaf. Als de Sovjet-Unie tijdens (maar niet dankzij) zijn bewind niet ineen was gezakt, was zijn presidentschap uitgelopen op de grootste mislukking sinds dat van Harding in de jaren twintig. Zo gezien is de kandidatuur van een onbenul als Bush angstaanjagend.

Voor de start van de presidentiele campagnes voorspelden politicologen, op basis van een model dat succesvol had gewerkt ten aanzien van alle naoorlogse presidentsverkiezingen, dat Al Gore op 7 november wint. Zowel vanuit politicologisch als politiek oogpunt is dat een hartverwarmende gedachte, ook al houdt zo'n uitslag in dat honderden miljoenen dollars campagnegeld voor niks zijn uitgegeven.

Auteur
Bart Tromp
Verschenen in
Het Parool
Datum verschijning
26-10-2000

« Terug naar het overzicht