Anti-amerikanismen


Elsevier 04-01-2003

In Frankrijk zijn twee boeken verschenen die een fors debat over anti-amerikanisme hebben ontketend. Het eerste is L’Obsession anti-américaine van de filosoof Jean-Francois Revel, lid van Académie Francaise. Bij de ambtskledij van een Onsterfelijke (zo worden de Académiciens wel aangeduid) hoort een degen te worden gedragen. Revel heeft deze verwisseld voor een houthakkersbijl waarmee hij het Franse (en bij implicatie Europese) anti-Amerikanisme te lijf gaat. Hij beschouwt dit als een uiting van wrok, waarbij het eigen tekortschieten op politiek, economisch en cultureel terrein verweten wordt aan de wereldmacht aan de overkant van de Atlantische Oceaan. Philippe Rogers L’Ennemi américain is twee keer zo dik, maar genuanceerder. Roger laat zien dat anti-amerikanisme een lange geschiedenis heeft, even lang als die van de Verenigde Staten zelf. Al ten tijde van de Amerikaanse Revolutie heet het in wetenschappelijke en filosofische geschriften dat alles op het Amerikaanse continent inferieur is aan het oude werelddeel.

            Merkwaardig is dat juist Frankrijk in de afgelopen eeuwen intellectueel centrum van het Europese anti-amerikanisme is geweest. Anders dan Groot-Brittannië, Spanje en Duitsland heeft het immers nooit met de Verenigde Staten oorlog gevoerd. De Franse hulp aan de Amerikaanse vrijheidsstrijd (markies Lafayette!) was substantieel en misschien wel doorslaggevend.

            De Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden was de eerste staat die de onafhankelijkheid van de Verenigde Staten erkende. Maar ook hier treft men al vanaf het begin anti-amerikaanse stereotypen aan. (Overigens gedeeltelijk onder invloed van Britse propaganda tegen de opstandige kolonisten.) In 1783 noteerde de jonge Gijsbert Karel van Hogendorp na een reis door Amerika dat in deze meest liberale staat, de individuele vrijheid toch afhankelijk was van de grootte van iemands eigendom.

            Anti-amerikanisme paste zeker in de negentiende eeuw vooral in een rechts, conservatief wereldbeeld. Daarin werd neergekeken op een land zonder traditie en geschiedenis, waar geld de plaats innam van beschaving en vulgariteit als het hoogst bereikbare gold. Voor de socialisten lag dat toen heel anders. De Achtundvierziger, de veteranen van de mislukte revoluties van 1848, emigreerden in grote getale naar de Verenigde Staten, waar velen carrière maakten op een wijze die hun in Europa zou zijn onthouden. Karl Marx, die toen ook emigratie heeft overwogen, vond tijdens zijn leven zijn grootste lezerskring als medewerker aan de New York Daily Tribune.

            Pas na de Tweede Wereldoorlog eeuw is naast het conservatieve anti-amerikanisme een links anti-amerikanisme opgekomen, dat zich trouwens vaak met het eerste heeft vermengd. De oorlog die de Franse boer José Bove tegen McDonalds in Frankrijk heeft ontketend vormt daarvan een mooi voorbeeld. McDonalds is hier symbool voor een uniforme en vulgaire eetcultuur die vanuit Amerika alle lokale keukens en voedsel genadeloos wegconcurreert en daarnaast door zijn productiewijze personeel en toeleveranciers uitbuit. Zo wordt rechts anti-amerikanisme naadloos met links verbonden.

            Begin december meldde het Pew Research Center in de wereld een rijzend tij van anti-amerikanisme, gebaseerd op onderzoek in 27 landen. Het gaat hier om degelijk onderzoek, maar toch is het mijn vraag wat voor soort anti-amerikanisme hier gemeten is.Het is dezelfde vraag die opkomt bij de boeken van Revel en Roger: is kritiek op de huidige Amerikaanse regering  ook een vorm van anti-amerikanisme? En als dat zo is, komt dit anti-amerikanisme dan niet voor rekening van die regering, en kan het niet verklaard worden uit alleen maar ressentiment onder niet-Amerikanen? Zowel Revel als, in mindere mate Roger, stellen in feite elke kritiek op Amerikaanse politiek gelijk aan anti-amerikanisme. Daarmee verliest het begrip ‘anti-amerikanisme’ elke analytische waarde en wordt het een gemakzuchtig scheldwoord om zulke kritiek verdacht te maken.

            Ronald I. Spiers, een voormalige staatssecretaris in de regering Reagan, reageerde op het Pew-onderzoek  met een terugblik op zijn diplomatieke carrière, die een halve eeuw geleden begon. Toen waren de Verenigde Staten algemeen geacht in de wereld en werden zij gezien als betrouwbaar, verantwoordelijk en genereus. ‘Het was een opwindende tijd de VS te vertegenwoordigen.’ Het Pew-onderzoek bevestigde wat hem betreft wat Amerikaanse diplomaten al veel langer hadden gemerkt.

            ‘Keer op keer zijn Amerikaanse diplomaten in verlegenheid gebracht door de botte aandrang dat anderen zich moeten aanpassen aan onze politieke behoeften, zelfs als wij ons niets gelegen laten liggen aan de hunne.’

            Hij meent dat Amerikaanse media en politici meer en meer een toon aanslaan tegen andere naties die Amerikanen razend zou maken, en noemt als voorbeeld een recent hoofdartikel in The New York Times, waarin een grote bondgenoot schoolmeesterachtig te horen kreeg dat ‘continued behavior of this sort will not be tolerated’ .

            Zo’n commentaar maakt duidelijk dat er vormen van anti-amerikanisme bestaan, die het verdienen serieus te worden genomen, in plaats van te worden afgedaan als irrationele of kwaadwillige politieke reflexen.  

Bart Tromp

Auteur
Bart Tromp
Verschenen in
Elsevier
Datum verschijning
04-01-2003

« Terug naar het overzicht