Attlee en Blair

Bij de verkiezingen in 2001 maakten de reclamejongens van Labour veel werk van het feit dat Tony Blair de eerste Labourpremier was die een hele ambtstermijn had volgemaakt. Dit getuigde van weinig historische kennis, want dat gold ook voor Attlee en Wilson. Maar vorige week was wel degelijk sprake van een record. Op zaterdag 2 augustus passeerde Tony Blair Clement Attlee als de Labourpremier met de langste aaneengesloten zittingstermijn uit de geschiedenis.

Echt feestelijk ging het er niet aan toe. De dag ervoor was Lord Hutton zijn gerechtelijk onderzoek begonnen naar de dood van de wapendeskundige David Kelly. Hij deed dat door een minuut stilte te vragen voor de overledene. Daarmee werd de toon gezet voor een weinig belovende lijkschouwing van Blairs Irak-politiek. Want daar zal dit onderzoek onherroepelijk op uit draaien.

Volgens de scherpzinnige commentator van Labour, Ross McKibbin, verhullen de problemen over Irak waarin de Britse regering is beland echter alleen maar haar falen op belangrijker gebieden. Hij overdrijft. Blair en zijn gedoodverfde opvolger, nu nog minister van Financiën, Gordon Brown, hebben wel degelijk een beleid gevoerd dat de Britse samenleving ten goede is gekomen. Het gaat dan ook veel te ver om Blair af te schilderen – zoals nu in linkse kring graag wordt gedaan – als degene die het bewind van Thatcher voortzet.

Niettemin is een vergelijking met zijn voorganger Attlee, premier van 1945 tot 1951, op zijn plaats. Blair behaalde twee enorme verkiezingszeges, in 1997 (43,2%) en in 2001 (40,7%). Vooral echter dankzij de lage opkomst. Er stemden in 2001 minder mensen op Labour dan in 1992, toen Neil Kinnock de verkiezingen verloor. Attlee won eveneens twee keer, met hogere percentages (47,8% en 46,1%). De meeste stemmen verwierf hij in 1951, toen Labour 48,8% van de stemmen verwierf. Meer dan de Conservatieven (48%); dankzij het districtenstelsel belandde Labour niettemin in de oppositie.

Onder Attlee werd het volledig versnipperde spoorwegnet genationaliseerd tot British Railways, een situatie waar de meeste Britten onder Blair naar terug verlangen. De door de Conservatieven bekokstoofde privatisering heeft tot een chaos op het spoor geleid, waarvan de rekeningen door de reiziger en de belastingbetaler worden betaald.

Onder Attlee kwam de Britse verzorgingsstaat tot stand, zoals deze al tijdens de Tweede Wereldoorlog was bedacht door een politiek breed samengestelde commissie onder leiding van de Liberaal sir William Beveridge, met als pronkstuk de Nationale Gezondheidsdienst. De regering Blair slaagt er echter maar niet in de beloofde hervorming van de uitgewoonde publieke sector van de grond te krijgen..

Groot-Brittannië won de Tweede Wereldoorlog maar verloor zijn status als grote mogendheid. De regering-Attlee paste zich daarbij voorbeeldig aan, echter niet in een mate dat zij Groot-Brittannië politiek afhankelijk maakte van de Verenigde Staten. Toen de laatsten de toegang tot de gemeenschappelijk verworven kennis over atoomwapens voor Londen afsneden, besloot Attlee tot de ontwikkeling van een eigen Brits kernwapen. De ‘speciale relatie’ tussen de Verenigde Staten en het Verenigd Koninkrijk werd door de Labourregering gekoesterd. Maar toen het erop leek dat de Amerikaanse regering overwoog kernwapens te gebruiken in de Koreaanse oorlog, reisde Attlee onvervaard naar Washington om president Truman daarvan te weerhouden. Hij was bondgenoot, geen schoothondje.

Wat men hem en zijn regering achteraf meer dan wat ook kan verwijten is dat Groot-Brittannië zich buiten de beginnende Europese integratie liet sluiten, terwijl de Labourregering eerder nog wel het initiatief had genomen tot het Verdrag van Brussel, dat korte tijd later uit zou groeien tot de NAVO.

In al deze opzichten heeft Blair zijn grote voorganger allerminst overtroffen.      

Dat geldt zeker ook zijn stijl van regeren. McKibbin en vele andere commentatoren zijn mij veel te denigrerend over het feitelijke beleid van de regering Blair, want vergeten wordt dan dat dit voor Groot-Brittannië een zegen is in vergelijking met dat van Margaret Thatcher en John Major. Maar hij heeft gelijk als hij constateert dat Blair de Labour Party heeft lamgelegd als een zelfstandige politieke organisatie. De samenstelling van de fractie in het Lagerhuis is afhankelijk van wat Downingstreet wil. Niet in het kabinet worden de belangrijke besluiten genomen; de premier beslist op basis van overleg met zijn niet gekozen spindoctors.

Het verschil met Attlee kon hier niet groter zijn. Attlee was een formidabele teamleider en voorzitter van kabinetsvergaderingen, die zich van ‘medialogica’niets aantrok. Toen zijn minister van Financiën, Hugh Dalton, hem zijn ontslag had aangeboden omdat hij tegen journalisten zijn mond had voorbij gepraat, drukte Attlee achteraf zijn verbijstering uit tegen zijn secretaris:’Hij praatte met de pers….Waarom, in godsnaam, praatte hij met de pers?’

Bart Tromp

Auteur
Bart Tromp
Verschenen in
Het Parool
Datum verschijning
12-08-2003

« Terug naar het overzicht