Belazerd en bedonderd

EEN JAAR GELEDEN meldde minister Voorhoeve van defensie de val van het 'veilige gebied' Srebrenica in bewoordingen die er niet om logen. Achteraf waren die woorden volstrekt op hun plaats. Srebrenica werd het keerpunt in de Bosnische oorlog. Maar er is nog steeds geen bevredigend antwoord op de vraag waarom de Verenigde Naties niets deden om de val van de enclave te voorkomen.

Een algemeen aanvaarde verklaring luidt dat het de leiding van Unprofor eigenlijk wel goed uitkwam dat de tot 'veilige gebieden' geproclameerde enclaves in het oosten van Bosnie-Hercegovina door de Bosnische Serviers werden ingenomen. Ook al waren de bewoners ervan al sinds jaar en dag Bosnische Moslims, ook al waren hier tienduizenden Moslims uit de omgeving naar toe gevlucht om het vege lijf te redden, de enclaves waren militair moeilijk te verdedigen, zelfs als de VN de beschikking hadden gekregen over de daarvoor benodigde eenheden.

Als de 'veilige gebieden' waren opgeruimd, hadden de VN ruimte voor een 'robuuster' optreden, want de garnizoenen van Unprofor in de enclaves waren in feite gijzelaars van de Bosnische Serviers.

Volgens deze verklaring is de ramp van Srebrenica een min of meer noodzakelijke factor geweest in het proces dat naar het vredesakkoord van Dayton leidde. Daartoe was de teloorgang van Dutchbat III, het uitgedunde bataljon van de luchtmobiele brigade, een onvermijdelijk middel en de geloofwaardigheid van het nieuwe Nederlandse beroepsleger een prijs die het waard was betaald te worden.

Ik vind het een verklaring van niks, want de feiten zijn ermee in tegenspraak. Het is waar: na Srebrenica viel ook de door 97 Oekraiense VN-militairen beschermde enclave Zepa. Het derde en laatste 'veilige gebied' in Oost-Bosnie, Gorazde, werd 'beveiligd' door Britse troepen. Na de val van Srebrenica en Zepa waren die snel verdwenen.

Dit wordt vaak aangevoerd door Nederlandse oud-generaals als verontschuldiging voor de afgang van Dutchbat III. Als er een Brits (of een Frans) VN-bataljon in Srebrenica had gezeten, dan had dat geen verschil gemaakt, zo luidt de redenering. Het is geen sterke redenering: de (ongestoorde) terugtrekking van het Britse bataljon is niet gevolgd door de verovering van Gorazde. Bij de Akkoorden van Dayton is Gorazde toegewezen aan de Bosnisch-Kroatische Federatie en daarmee geografisch verbonden door een corridor vanaf Sarajevo.

Met andere woorden: het is niet waar dat 'echte' onderhandelingen over een bestand in Bosnie pas mogelijk waren en pas succes konden hebben nadat de oostelijke enclaves waren opgeruimd. Gorazde bleef. Waarom liet generaal Mladic het Britse bataljon ongestoord vertrekken? Waarom heeft hij daarna Gorazde niet ingenomen? Op die vragen zou ik graag een bevredigend antwoord vernemen, want zo'n antwoord zou tegelijkertijd het verschil verklaren met Srebrenica en Dutchbat III.

De aanval op Srebrenica maakte duidelijk deel uit van een groot offensief, eerst gericht op het elimineren van de oostelijke enclaves en daarna waarschijnlijk op de inname van Sarajevo. Aldus zou Mladic na drie jaar op het slagveld het einde van de oorlog forceren.

Hoewel minister Van Mierlo een diplomaat met een dubbele naam naar het VN-hoofdkwartier in New York heeft gestuurd om daarop aan te dringen, gelooft niemand dat de Verenigde Naties een onderzoek zal instellen naar deze kwestie. Vooraanstaand ongelovige is minister-president Kok, die publiekelijk meende dat een onderzoek naar de achtergronden van Srebrenica beter aan journalisten en wetenschapsbeoefenaren kan worden overgelaten. Helaas voegde hij niet de daad bij het woord: als het hem met die woorden ernst was geweest, dan had zijn ministerie (Algemene Zaken) aan de politicologische afdelingen van universiteiten een offerte voor zulk onderzoek gevraagd. Dat zou trouwens ook geheel in overeenstemming zijn geweest met de geest van deze coalitie.

Ondertussen weet iedereen waarom er geen officieel VN-onderzoek zal komen. Niet omdat de Verenigde Naties geen onderzoek naar eigen optreden kunnen velen. Sinds kort heeft de volkerenorganisatie een 'lessons learned unit'. Dat heeft in het geval-Somalie tot een buitengewoon leerzaam rapport geleid. Maar in het geval Srebrenica is zo'n rapport niet zozeer onmogelijk als wel ondenkbaar. Het onderzoek zou namelijk onherroepelijk leiden tot het niveau waarop Groot-Brittannie en Frankrijk, als permanente leden van de Veiligheidsraad, een eigen politiek voerden waarin plaats was voor het opofferen van Srebrenica, inclusief Dutchbat III.

Niet dat Nederland alleen maar slachtoffer was. Tegen de uitzending van een Nederlands bataljon op basis van het mandaat van Unprofor was geen overtuigend bezwaar aan te voeren. (Helaas nam de VN dit mandaat niet ernstig.) Maar toen de gevechtskracht van Dutchbat III in Srebrenica door de Bosnische Serviers systematisch werd ondermijnd, en de leiding van Unprofor dat liet passeren, zoals ze dat ook deed met de Bangladeshi's in Bihac, toen had - zeg ik achteraf - de minister van defensie de zaak op scherp moeten stellen.

Want degenen die feitelijk verantwoordelijk waren voor het opereren van de Nederlandse Unprofor-troepen, deden dat niet. In dit opzicht past een jaar later de slotsom: wij zijn belazerd en bedonderd.

Auteur
Bart Tromp
Verschenen in
Het Parool
Datum verschijning
10-07-1996

« Terug naar het overzicht