Bondgenootschap of vazal?


Elsevier 05-10-2002  

Het is Gerhard Schröder ook in Nederlandse media ontzettend kwalijk genomen, toen hij vóór de verkiezingen verklaarde dat de Bondsrepubliek niet mee zou doen met een Amerikaanse oorlog tegen Irak. Daarmee zouden de transatlantische betrekkingen zwaar zijn belast en dreigde een breuk tussen Duitsland en de Verenigde Staten. Ook de regering in Washington reageerde overspannen. Eerst werd de ambassadeur in Berlijn eropuit gestuurd en na de verkiezingen liet president Bush jr ostentatief na de Bondskanselier te feliciteren met de verkiezingsoverwinning van zijn partij, de SPD, een ongehoorde grofheid in het diplomatiek verkeer. Donald Rumsfeld, de Amerikaanse minister van Defensie die zich steeds vaker opstelt alsof hij minister van Buitenlandse Zaken is, verklaarde dat Schröders standpunt over Irak de verhouding tussen Duitsland en de Verenigde Staten ‘had vergiftigd.’.

            Eerst was er de beschuldiging dat de bondskanselier zijn uitspraken over de inzet van Duitse militairen in Irak alleen maar had gedaan in het kader van de verkiezingscampagne. Als men erover nadenkt is dat eigenlijk een merkwaardig verwijt. Het komt er immers op neer dat de Bondskanselier en lijsttrekker van de SPD in verkiezingstijd geen rekening moet houden met de mening van de kiezers. Want dat de Duitse kiezers in grote meerderheid niet voelen voor deelname aan een militair avontuur staat buiten kijf. Dat zal voor Edmund Stoiber, de lijsttrekker van de CDU, mede een reden zijn geweest om zich eveneens uit te spreken tegen Duitse deelname aan een Amerikaanse operatie tegen Irak. Maar Stoiber is niet getroffen door de gramschap van Nederlandse commentatoren en de Amerikaanse regering.

            De houding van Gerhard Schröder steekt gunstig af bij die van, bij voorbeeld, de Nederlandse regering. Die betuigde zijn instemming al met een aanval op Bagdad zonder ook maar enig idee te hebben wat deze gaat inhouden en of deze gelegitimeerd zal worden door de Verenigde Naties. Deze instemming was overigens ook volstrekt vrijblijvend: zij werd niet vergezeld van enigerlei toezegging van militaire steun.

            De wijze waarop de zaak in Washington wordt opgenomen, voorspelt weinig goeds voor de toekomst van het Atlantisch bondgenootschap. De NAVO is vanaf zijn oprichting gebaseerd op de formele gelijkwaardigheid van de lidstaten, een voorwaarde om de Amerikaanse dominantie te kunnen accepteren. Met de val van de Muur verdween de militaire noodzaak van de NAVO, de gemeenschappelijke verdediging tegen de Sovjet-Unie. Sinds die ten onderging is er geen vijand meer die met grootschalig militair optreden van een aanval moet worden afgeschrikt. Al jaren is de NAVO op zoek naar een nieuwe bestaansreden. Militair wordt die gezocht in optreden teneinde gewapende conflicten in de buitengebieden te beteugelen, zoals op de Balkan is gebeurd. Politiek is de raison d’être een blijvende goede verstandhouding tussen Amerika en Europa.

            Het besluit van de NAVO-Raad, na 11 september vorig jaar, om artikel 5 van het NAVO verdrag van toepassing te verklaren, leek het hoogtepunt in de geschiedenis van het Bondgenootschap na de Koude Oorlog. Maar dat werd het niet, integendeel. De NAVO heeft na 11 september politiek noch militair een rol van veel betekenis gespeeld in de zogenaamde ‘oorlog tegen het terrorisme’. De Verenigde Staten waren niet op gebrand op bondgenootschappelijke actie, want dat zou de besluitvorming maar vertragen of zelfs frustreren. Afzonderlijke lidstaten werd gevraagd om bijstand die Washington nodig had, maar het krijgsplan was en bleef zuiver Amerikaans.

            In het geval van Irak heeft Washington nog sterker deze lijn voortgezet. Van overleg met of consultatie van de Europese lidstaten van de NAVO, binnen of buiten NAVO-verband, is geen sprake geweest. Integendeel, keer op keer benadrukten president Bush en zijn ministers en adviseurs dat dit louter en alleen een Amerikaanse beslissing was. Waarom doet de Amerikaanse regering dan zo aangebrand als een grote bondgenoot als Duitsland te kennen geeft niet aan dat avontuur mee te willen doen? Waarom gaat men er in Washington kennelijk vanuit dat als daar eenzijdig tot een politiek zowel als militair riskante oorlog tegen Irak wordt besloten, de Duitse Bondskanselier in de houding springt, met zijn hakken klapt, salueert en ‘At your service’ roept? Want alleen deze verwachting verklaart de Amerikaanse woede, volgens welke een ander standpunt dan het Amerikaanse de betrekkingen ‘vergiftigt’.

            In dit verwachtingspatroon is de NAVO niet langer een bondgenootschap dat gemeenschappelijk tot besluiten en politiek komt, maar een organisatie die klakkeloos ten dienste staat van wat Washington wil, en zijn de andere lidstaten geen bondgenoten, maar vazallen. Dat is wat uit deze Amerikaans-Duitse ruzie pijnlijk duidelijk wordt. Als de Amerikaanse regering volgens dit stilzwijgende uitgangspunt voortgaat, zet zij echter de bijl aan de wortels van het Atlantisch bondgenootschap.

Bart Tromp

Auteur
Bart Tromp
Verschenen in
Elsevier
Datum verschijning
05-10-2002

« Terug naar het overzicht