Boven de wet
IN NIET MINDER dan drie kranten (de Volkskrant, NRC Handelsblad en Trouw) heeft de voormalige staatssecretaris van onderwijs en wetenschappen, Roel in 't Veld, de wereld ingelicht over zijn gemoedstoestand na zijn politieke dood. Blijkbaar had hij er behoefte aan zijn gram te halen over de wijze waarop hij politiek het veld heeft moeten ruimen. Dat alleen het machtswoord van minister Ritzen hem tegen zijn zin tot opstappen heeft geprest, staat na deze interviews wel vast, al wenst In 't Veld zich daarover niet te beklagen.
Wat bezielt hem nu de publiciteit te zoeken? Dat is niet zo moeilijk uit zijn woorden op te maken. In 't Veld voelt zich gekwetst door de wijze waarop hij heeft moeten aftreden. 'Ik voel me beduimeld, vies,' zegt hij in al die interviews. Beduimeld en vies, omdat zijn activiteiten en vooral nevenactiviteiten als hoogleraar een publieke zaak zijn geworden en de laatste in het algemeen zijn gekritiseerd. Ik kan mij de gemoedstoestand van In 't Veld wel voorstellen. Hij dacht juist een voorbeeldig modern hoogleraar te zijn, maar ondervond dat de rest van de wereld (nog?) niet aan deze nieuwe opvatting van een eerbiedwaardig beroep was gewend. Aan de andere kant sta ik verbaasd over zijn verongelijktheid en publieke gejammer. Hij doet het voorkomen of hem iets heel bijzonders en onrechtvaardigs is overkomen.
Dat is wel heel merkwaardig voor iemand die in de jaren tachtig als topambtenaar (directeur-generaal wetenschappen) van het ministerie van onderwijs en wetenschappen vele tientallen wetenschapsbeoefenaren de laan uitstuurde, die heel wat meer intellectuele prestaties op hun naam hadden staan dan waarop hij zelf kan bogen. Dat gebeurde toen op basis van buitengewoon slecht of in het geheel niet geargumenteerde beleidsvoornemens. Daarover was echter geen discussie mogelijk. Nu klaagt In 't Veld over de afwezigheid van argumenten bij zijn vertrek - en daarin heeft hij goeddeels gelijk. Maar toen hij als directeur-generaal macht bezat, was hij in argumenten in het geheel niet geinteresseerd. Heeft hij nooit beseft dat al die mensen die toen door zijn willekeur hun functie als hoogleraar of (hoofd)docent hebben verloren, ongeacht hun wetenschappelijke prestaties, zich met meer recht 'beduimeld' of 'vies' hebben gevoeld? Terwijl zij niet konden terugvallen op contractueel riant geregelde universitaire posities?
Dat begrijp ik dus niet van In 't Veld: dat hij de zielepoot gaat uithangen als hijzelf slachtoffer - wat heet - wordt, terwijl hij het altijd volstrekt normaal heeft gevonden anderen aan te doen wat hem nu zelf is overkomen. Dit uithuilen in het openbaar - gepaard gaande met herhaalde bekentenissen dat hij de politiek niet kent, de toestand verkeerd heeft beoordeeld enzovoort - bewijst dat In 't Veld niet geschikt is voor een politiek ambt. Dat vereist een groter incasseringsvermogen dan waarover hij kennelijk beschikt.
De tweede slotsom die op grond van deze interviews valt te trekken, is dat In 't Veld niet zozeer te kwader trouw is, maar werkelijk niet begrijpt waarom er kritiek bestaat op de wijze waarop hij zijn hoogleraarschap vervult. Een en andermaal stelt hij het voor alsof hij nu juist een model-professor is. Betaalt hij niet van zijn bijverdiensten een ton terug aan de universiteit? Heeft hij op de universiteit zijn boekenkasten, stoel, computer, spelletjes(?) en kleed niet zelf gefinancierd?
Interviewer Jan Tromp werpt hem in de Volkskrant voor dat volgens de Leidse politicoloog Daalder voor professoren wat vroeger een eer was, nu een schnabbel is geworden. Maar In 't Veld antwoordt dat Daalder niet heeft begrepen wat er met de universiteiten is gebeurd. Zijn uitleg - of wat daarvoor doorgaat - bewijst het omgekeerde. Volgens In 't Veld is wetenschapsbeoefening aan de universiteit alleen nog maar mogelijk als daarvoor met niet-wetenschappelijke activiteiten voldoende geld wordt verdiend. Het komt niet bij hem op dat dit eigenlijk een absurde voorstelling van zaken is. Alsof de leden van het Koninklijk Concertgebouworkest er door schnabbels zorg voor moeten dragen dat normale concerten mogelijk zijn.
In 't Veld beklaagt zich verder over de ongeinteresseerdheid van de journalistiek in zijn wetenschappelijke arbeid. Gelijk heeft hij, maar gemakkelijk maakt hij het de pers niet. Zijn vier bladzijden tellend curriculum vitae bevat pas aan het slot een overzicht van zijn wetenschappelijke publikaties. Het eerste deel daarvan is een lijst van boeken waaraan In 't Veld op een of andere manier heeft meegewerkt. Hoe, dat is niet duidelijk, want daarvoor ontbreken te veel gegevens. Het tweede deel bestaat uit de mededeling dat de hoogleraar ook nog zo'n zestig artikelen heeft gepubliceerd. Elke nadere specificatie ontbreekt. Een beter bewijs van minachting voor de wetenschap is moeilijk te verzinnen, zeker niet van een man die een geweldige bureaucratisering van het universitair onderzoek organiseerde, waarin niet alleen publikaties, maar zelfs plannen daartoe uitvoerig moeten worden beschreven. Ook in dit opzicht komt uit deze interviews een man naar voren die oprecht gelooft dat de regels die hij bedacht, niet voor hem gelden.
- Auteur
- Bart Tromp
- Verschenen in
- Het Parool
- Datum verschijning
- 07-07-1993