Brussel, het jaar 2000

 

JULIUS CAESAR wist het al. In zijn memoires als veldheer tekende hij van de Belgen op dat zij van alle Galliers de grootste woestelingen waren. Wie dank zij het gymnasium nog van deze tweeduizend jaar oude wijsheid kan genieten, verbaast zich allerminst over wat zich de laatste jaren afspeelt beneden onze zuidgrens.

Maar ook vanuit een minder ver strekkend perspectief is er niets vreemds te bespeuren aan de gruwelijkheden die Vlamingen, Walen en zelfs Brusselaars elkaar en zichzelf aandoen. Belgie is ook in de moderne geschiedenis altijd een kunstmatige eenheid geweest. Nu eens een Spaans, dan een Oostenrijks en vervolgens een Nederlands wingewest, altijd bijeengehouden door een koloniale administratie. Daar bovenop nog dit: Nieuwpoort, Malplaquet, Waterloo, Yperen en Bastogne zijn vijf namen die volstaan om eraan te herinneren dat Belgie door de eeuwen heen het slagveld van Europa is geweest.

Het is dan ook heel juist geweest dat de Europese Unie niet heeft ingegrepen toen in de zomer van 1998 duidelijk werd dat het Belgische ontbindingsproces zijn point of no return was gepasseerd - precies vijf jaar na de dood van koning Boudewijn, die het land met fluwelen hand veertig jaar bijeen had weten te houden. Wrange ironie!

De ministerstrojka van de Europese Unie, die onmiddellijk een bemiddelingspoging begon toen Vlaamse en Waalse milities elkaar langs de taalgrens begonnen te bevechten, beperkte zich terecht tot het maken van afspraken over een wapenstilstand. Deze werd weliswaar, net als alle volgende, op de dag zelf nog verbroken, maar het alternatief (geen wapenstilstand) was niet aantrekkelijker.

Misschien hebben de Europese Unie en de Verenigde Naties te lang gewacht voor het kwam tot het sturen van eenheden van EU en VN. Maar het is heel verstandig geweest die een beperkt mandaat te geven. In feite komt dat neer op het escorteren van Waalse vluchtelingen naar Wallonie en van Vlaamssprekenden naar Vlaanderen. Men kan dit als 'hulp bij etnische zuiveringen' betitelen, zoals demagogische commentatoren niet ophouden te schrijven.

Maar ook al hebben de televisiebeelden van uitgemergelde Vlamingen in de concentratiekampen van de Ardennen de publieke opinie tot haar karakteristieke vluchtige en oppervlakkige woede en verontwaardiging gebracht, feit is dat de verdrevenen beter af zijn buiten Wallonie (of, als het om Franssprekenden gaat, buiten Vlaanderen, waar dezelfde wreedheden in een minder bosrijke omgeving worden begaan).

Twee jaar nadat de eerste schoten vielen, blijken de zwartkijkers en voorstanders van militaire interventie het volledig bij het verkeerde eind te hebben gehad. Zeker, het aantal slachtoffers loopt in de vele tienduizenden en meer dan zevenhonderdduizend ex-Belgen hebben tot nu toe een veilig (zij het armzalig) heenkomen weten te vinden in de omringende landen. Maar hoe gruwelijk het conflict ook is, het is beperkt gebleven tot het voormalige Belgie. Van een overslaan naar andere Europese landen is geen sprake geweest.

Operaties van franc-tireurs vanuit de grensstreek zijn voor wat betreft Nederland gesmoord door de razendsnelle stationering van de luchtmobiele brigade in Zeeuws-Vlaanderen en van een bataljon mariniers in Zuid-Limburg. Een eskader van de WEU stoomt voor de vroegere Belgische kust op en neer en het uitgedunde Eurokorps schermt de grens met Frankrijk en Luxemburg af.

Een ironisch gegeven, want de ontbinding van Belgie begon met de taalstrijd rond dat Eurokorps. Men herinnert zich hoe eind 1993 de Vlaamse deelregering gelijkberechtiging van het Nederlands eiste, waar het Eurokorps voor eenderde uit Belgische eenheden bestond. In Wallonie werd dit standpunt bespottelijk gemaakt als een hang naar 'Absurdistan' en wat er daarna gebeurde, ligt iedereen nog vers in het geheugen.

De eeuwenoude rivaliteit tussen twee bevolkingsgroepen en het woeste en gewelddadige karakter van de Belg in het algemeen - lees er Louis Paul Boons De bende van Jan de Lichte nog maar eens op na - maakten dat elke poging van buitenaf met harde hand orde op zaken te stellen, het risico liep uit te lopen op een mars in een onoverzienbaar moeras.

Daartegen hebben militaire deskundigen steeds met recht gewaarschuwd. Wie waren tot zo'n oordeel meer bevoegd dan de plannenmakers van de Navo, die tot op de dag van vandaag vanuit Mons en Brussel een uniek gevoel voor de situatie kunnen ontwikkelen?

De realisering van het vredesplan van de bemiddelaars Kohl en Lubbers is, ondanks de naderende winter, nog steeds niet in zicht en het is natuurlijk treurig dat het beleg van Brussel voortduurt, ook al heeft een woordvoerder van de vredeseenheden in de stad de term 'beleg' afgezwakt tot 'tactisch voordelige posities van andersgezinde eenheden'.

Sinds door het bliksembezoek van de Franse president de luchthaven Zaventem is geopend voor hulpgoederen, is de ergste nood voor de Brusselaars overigens voorbij. Hun gemiddeld lichaamsgewicht is met vijftien kilo geslonken, maar dat mocht ook wel.

Hun spreekwoordelijke gezelligheid en overlevingsdrift en hun typische vermogen de vreemdste eindjes aan elkaar te knopen, hebben een unieke kans gekregen zich te bewijzen. Wie de weg weet kan er weer uitstekend eten en terwijl de Grote Markt, de Muntschouwburg, het Koninklijk Paleis, de Katelijnekerk - ja, wat eigenlijk al niet - door Vlaamse, respectievelijk Waalse artillerie in puin zijn geschoten, zijn de gebouwen en instellingen van de Europese Gemeenschap (of Unie, zoals ook wel wordt gezegd) door de strijdende partijen ontzien, evenals de routes ernaartoe. Daar gaat het grote werk aan de Europese eenheid onverbiddelijk door.

Auteur
Bart Tromp
Verschenen in
Het Parool
Datum verschijning
08-12-1993

« Terug naar het overzicht