Bush is geen Truman

Bij het begin van zijn herverkiezingscampagne vorige week voorspelde president Bush dat hij het huzarenstukje van zijn voorganger Truman gaat herhalen. Allemaal bluf, vindt Paroolcolumnist Bart Tromp, bijzonder hoogleraar internationale betrekkingen aan de Universiteit van Amsterdam en docent politieke wetenschappen aan de Rijksuniversiteit Leiden.

Op de conventie van de Republikeinse partij vorige week in Houston vergeleek George Bush zich met zijn Democratische voorganger Harry S. Truman, die in 1948 met een onoverbrugbaar lijkende achterstand in de opiniepeilingen aan zijn herverkiezingscampagne begon.

Een paar weken geleden heb ik in deze krant die vergelijking ook getrokken, zij het met een heel andere conclusie dan Bush en zijn vrienden. Allebei blijken we genspireerd door hetzelfde boek: de nieuwe, monumentale biografie Truman van David McCullough. Ik heb die helemaal gelezen; George Bush de eerste zestig bladzijden, waarna hij er zeshonderd heeft overgeslagen en toen de hoofdstukken over Trumans campagne in 1948 las. Dat bracht hem ertoe de conventie mee te delen dat hij precies hetzelfde zou gaan doen als Harry Truman in 1948: " I'll give 'em hell."


De vergelijking gaat maar ten dele op. Op het moment van de Democratische conventie lag Truman destijds in de peilingen dertien punten achter op zijn uitdager, de Republikein Thomas Dewey. Toen vorige week de conventie in Houston begon, was de achterstand van Bush op Bill Clinton bijna twee keer zo groot.

Volgens verwachting heeft Bush die achterstand onmiddellijk na de conventie grotendeels goedgemaakt, maar het is de vraag of dat effect standhoudt. Alleen Lyndon Johnson en Richard Nixon hadden op het moment dat de conventie werd gehouden een nog grotere voorsprong in de peilingen dan Clinton (Johnson won met enorme overmacht, Nixon met een veel kleinere marge).

Truman-Dewey

Belangrijker dan de peilingen is het algemene klimaat van de publieke opinie. Vrijwel niemand gaf Truman ook maar een schijn van kans tegen Dewey. Het blad Newsweek vroeg vijftig van de meest vooraanstaande politieke commentatoren en journalisten in Amerika drie weken voor de verkiezingen welke kandidaat het zou winnen. Alle vijftig noemden ze Truman als verliezer en Dewey als winnaar.

Die mening bleef de hele campagne door dominant en leidde uiteindelijk tot de mooiste foto van een presidentsrace in de Verenigde Staten: een stralende Truman die, op het achterbalkon van de trein waarin hij naar Washington terugreist, de voorpagina omhoog houdt van de Chicago Daily Tribune die met een kop over de volle breedte meldt: 'Dewey verslaat Truman'.

Van zo'n sfeer is nu geen sprake. Clintons voorsprong in de peilingen is de afgelopen maanden door de media met een zekere verbazing geregistreerd. De algemene indruk is ontstaan dat de gouverneur van de staat Arkansas - die volgens Bush 'ergens tussen Texas en Oklahoma ligt' (Texas grenst aan Oklahoma) - een reele kans heeft het van Bush te winnen. Maar een gedoodverfde winnaar, zoals Dewey in 1948, is Clinton niet in het minst.

Een overeenkomst tussen 1948 en 1992 is er wel op een ander vlak: Truman had te maken met een in meerderheid Republikeins Congres (zoals Senaat en Huis van Afgevaardigden gezamenlijk worden aangeduid), dat vooral zijn voorstellen op het gebied van de binnenlandse politiek systematisch naar de doofpot verwees. Bush heeft te maken met een Senaat en een Huis van Afgevaardigden waarin de Democraten de meerderheid uitmaken. Daarom stelt Bush het nu voor alsof zijn voorstellen op het gebied van de binnenlandse politiek zijn gesaboteerd door de Democraten in het Congres.

Truman voerde zijn campagne inderdaad tegen het Republikeinse Congres. Maar zijn inzet was dat dit zijn hervormingsvoorstellen op het gebied van onderwijs, huisvesting, prijsbeheersing, anti-discriminatie, landbouw en gezondheidszorg zomaar had afgewezen.

Hij ging zelfs zover het Congres in de zomer van 1948 buiten het reces bijeen te roepen en voorstellen voor te leggen (die prompt verworpen werden). Dit om de Amerikaanse kiezer te demonstreren wie er verantwoordelijk was voor de dingen die niet gebeurden, en wat de kloof was tussen het Republikeinse programma en de Republikeinse praktijk.

Onverantwoordelijk

Bij Bush ligt het anders. Hij heeft de afgelopen vier jaar geen inhoudelijke voorstellen ingediend voor de verbetering van de Amerikaanse samenleving. Zijn wrok geldt de Democraten die zijn onverantwoordelijke begrotingspolitiek beantwoorden met minder onverantwoordelijke besluiten om de toch al minieme Amerikaanse verzorgingsstaat niet verder te ontmantelen. Dat is toch wat anders dan het 'Doet NietsCongres' waartegen Truman fulmineerde.

De vergelijking tussen Bush en Truman houdt zeker geen stand als wij kijken naar het algemene sociaal-economische klimaat. Truman kon zich erop beroepen dat tijdens zijn presidentschap de demobilisatie van twaalf miljoen soldaten succesvol was verlopen en dat de economie na de oorlog was blijven groeien. Onder Bush is de Amerikaanse economie langzaam maar zeker verder achteruit gekacheld. Dat vertaalt zich bovenal in werkloosheid, neergang van de kwaliteit van betaalde arbeid en onzekerheid over de vooruitzichten van degenen die aan het het arbeidsproces deelnemen.

Truman moest de kiezers ervan overtuigen dat ze er beter aan toe waren dan hun werd voorgespiegeld. Bush moet ze wijs maken dat er geen achteruitgang is en dat het, mits als hij weer president wordt, in ieder geval beter gaat. Hij belandt daarbij in een tegenstrijdigheid, want juist de conservatieve Republikeinen hebben als hoogste wijsheid dat de overheid zich niet met de economie moet bemoeien.

Maar het grootste verschil is dat in karakter en politieke stijl. Truman was fameus vanwege het bordje: 'The buck stops here' (De zwarte piet ligt hier) dat een tijdlang op zijn bureau in het Witte Huis stond. Hij maakte ermee duidelijk dat hij uiteindelijk de beslissingen nam en daar de verantwoordelijkheid voor droeg. In dit opzicht kon George Bush niet meer van zijn nieuwe patroonheilige verschillen.

Truman voerde een campagne waarin hij strijdlustig keer op keer uitlegde wat hij als president had gedaan en waar hij voor stond. Zijn tegenstander Dewey noemde hij niet eens bij naam, niet een keer. Hij viel de Republikeinen alleen maar aan omdat zij geen enkel ander program hadden dan dat Dewey moest worden gekozen en niet Truman.

Zelfs binnenskamers sprak Truman niet met zijn adviseurs over Dewey, zijn karakter, zijn familie, laat staan over de mogelijkheid hem daarop te attaqueren. Harry Truman was niet alleen een Democraat, hij was bovenal: een democraat. Hij vond dat een verkiezingscampagne er voor was om de burgers te vertellen waar het in de politiek om ging.

George Bush beschouwt de campagne alleen maar als een noodzakelijk middel om (weer) president te worden. Alles wat hij voor de verkiezingen zegt, is van nul en gener waarde daarna. Dat heeft hij zelf zo gezegd, na zijn verkiezing in 1988. Zijn campagne van 1988 was gericht tegen zijn tegenstander George Dukakis, en daarvoor was niets hem (en zijn campagneleider James Baker) te min.

De conventie in Houston maakte al duidelijk dat het deze keer niet anders zal gaan. Van een concreet programma voor de komende vier jaar is bij Bush geen sprake en hij is er evenmin op uit daarvoor een mandaat van de kiezers te zoeken. Zij moeten hem kiezen en daarmee basta. Dat is de houding die zijn rechtse uitdager Pat Buchanan terecht aanviel door tijdens de primaries Bush steevast als 'King George' aan te duiden.

In de plaats van een program komt de persoonlijke aanval op de tegenstander - en diens vrouw. Het is een thema dat bij de Republikeinen openlijk op de politieke agenda prijkt. Bush' eigen vrouw mag ondertussen laten doorschemeren dat zij het eigenlijk niet eens is met het abortus-standpunt dat de Republikeinen hebben ingenomen en dat Bush heeft onderschreven.

Truman nam op zijn campagne altijd zijn vrouw en zijn dochter mee. Geen van beiden deden die politieke uitspraken. Als hij zijn toespraak had gehouden, stelde hij ze aan het publiek voor. Dat wat betreft de rol van de familie Truman in de politiek.

Het is zeer wel mogelijk dat Bush in november wordt herkozen. Maar als hij wordt herkozen, dan is het niet op de manier van Truman.

Ik vond Truman altijd al een van de grootste presidenten van de Verenigde Staten en van alle politici een van de voorbeeldigste. Lezing van McCulloughs biografie heeft mij in dat oordeel gesterkt, zodat ik met volle overtuiging tegen de zittende president van de Verenigde Staten zou willen zeggen: " Ik heb Harry Truman gekend. Harry Truman was een vriend van mij. George Bush, laat ik je dit vertellen: jij bent geen Harry Truman."

Auteur
Bart Tromp
Verschenen in
Het Parool
Datum verschijning
29-08-1992

« Terug naar het overzicht