BUSH' NIEUWE WERELDORDE

Aanvankelijk leken de aanslagen van 11 september tot een ommekeer in de politiek van de regering van George W. Bush te leiden. In de voorafgaande negen maanden was deze de weg van eenzijdigheid ingeslagen. Internationale afspraken werden genegeerd, pogingen om tot internationale verdragen te komen op terreinen varierend van wapenbeheersing tot wereldhandel, werden door de Verenigde Staten bot genegeerd of gefrustreerd. Het ABM-verdrag, de basis van de wederzijdse nucleaire afschrikking tussen Amerika en de Sovjet-Unie, werd door president Bush een reliek van de Koude Oorlog genoemd, dat desnoods eenzijdig zou worden opgezegd om de opbouw van een raketschild tegen aanvallen met nucleair geladen langeafstandsraketten mogelijk te maken.

Commentatoren spraken al van een nieuw unilateralisme, waarmee de Verenigde Staten zouden terugkeren tot de positie die ze tussen de beide wereldoorlogen hadden ingenomen. De toen al machtigste staat ter wereld wenste geen enkele verantwoordelijkheid te nemen voor de internationale ordening die - nota bene vooral op instigatie van de Amerikaanse president Woodrow Wilson - na de Eerste Wereldoorlog tot stand was gekomen. Want terug in Washington slaagde Wilson er niet in de Senaat ervan te overtuigen dat ook de Verenigde Staten lid van de Volkenbond moesten worden.

Pas de Japanse aanval op Pearl Harbor, op 7 december 1941, schudde Amerika wakker uit zijn isolationistische dagdromerij. Vanaf dat moment nam Washington het voortouw in de oorlog en liet ook na 1945 het initiatief niet meer los.

De naoorlogse orde werd gekenmerkt door de tegenstelling tussen Oost en West, maar veel belangrijker was de opbouw van een netwerk van internationale verdragen en organisaties, varierend van de Verenigde Naties tot de NAVO en de GATT (de voorloper van de Wereldhandelsorganisatie), hetgeen tot redelijk stabiele verhoudingen op wereldschaal leidde, onder de onbetwiste hegemonie van de Verenigde Staten.

De huidige Amerikaanse regering is de eerste die van de naoorlogse orde afstand neemt. Voor 11 september had deze politiek al een naam gekregen: 'multilateralisme a la carte'. Dit nieuwe beleid was des te opvallender omdat het voor rekening komt van een president met een discutabel mandaat, die bovendien al na drie maanden de Republikeinse meerderheid in de Senaat kwijtraakte.

Zelfs de vader van president Bush sprak na 11 september de hoop uit dat nu in bepaalde kringen zou worden beseft dat een oorlog tegen terrorisme niet door Amerika alleen zou kunnen worden gevoerd.

In eerste instantie leek hij gelijk te krijgen. De NAVO werd voor het eerst op basis van Artikel 5 van het NAVO-verdrag geactiveerd. Minister van Buitenlandse Zaken Colin Powell slaagde erin een brede coalitie bijeen te brengen voor militair optreden tegen Osama bin Ladens terroristen en hun beschermheren in Afghanistan.

Nu moet men echter constateren dat de Amerikaanse regering helemaal niet de steven heeft gewend. De NAVO speelt geen rol van betekenis in de 'oorlog tegen het terrorisme' en de coalitie tegen Bin Laden bestaat niet. De Verenigde Staten beslissen alles zelf en doen geen enkele poging hun bondgenoten bij hun besluitvorming te betrekken.

Een paar weken geleden kondigde Washington aan het ABM-verdrag eenzijdig op te zeggen. Even eerder verliet de Amerikaanse delegatie de conferentie in Geneve die zich beraadde over strengere controle op de naleving van het verbod op biologische wapens. Volgens de Amerikanen zouden zulke controles een inbreuk vormen op de prive-eigendommen in de chemische industrie.

Terzelfdertijd weigerden de Verenigde Staten deel te nemen aan een conferentie over het verbod op kernproeven, nu echter met het argument dat de naleving toch niet kan worden gecontroleerd. Op de achtergrond speelt mee dat in het Pentagon serieus wordt gedacht over het ontwikkelen van 'kleine' kernwapens, niet voor afschrikking, maar om daadwerkelijk te gebruiken tegen bijvoorbeeld grotten als die waarin Bin Laden zich zou hebben schuilgehouden.

Zoals altijd in een crisissituatie geniet de president sinds 11 september enorme publieke steun, terwijl het Congres hem alle ruimte heeft gelaten om tegen wie dan ook op te treden die maar met de terroristische aanslagen in verband kan worden gebracht. De regering heeft daarvan gebruik gemaakt om tal van wetsvoorstellen aangenomen te krijgen. Die wetten vergroten enerzijds de eigen beleidsruimte en ontsnappen anderzijds aan de democratische controle door het Congres. Het meest extreme voorbeeld daarvan is de instelling van militaire tribunalen, die in het geheim en buiten wet en recht om personen die worden verdacht van terrorisme kunnen veroordelen.

President Bush, die overigens steeds meer de indruk wekt de ledenpop van zijn voornaamste raadgevers te zijn, misbruikt aldus de binnenlandse en buitenlandse steun om de zeer rechtse agenda te volgen waarvoor hij bij de verkiezingen geen mandaat wist te krijgen.

Auteur
Bart Tromp
Verschenen in
Elsevier
Datum verschijning
05-01-2002

« Terug naar het overzicht