Clinton en Nixon
IN DE roman Girl, 20 van Kingsley Amis komt de hoofdpersoon, Douglas, voor het eerst over de vloer bij de vader van zijn vriendin. Terwijl zij in de keuken aan de slag is, schenkt de vriendelijke oude heer een glaasje sherry in, neemt een slok en zegt dan: 'Ik neem aan dat u met mijn dochter naar bed gaat?'
Overrompeld antwoordt Douglas: 'O nee, geen sprake van.'
'O nee? Dan zijn er zeker andere meisjes met wie u dat doet?'
'Nee! Nee! Zeker niet.'
'Zo. Dan prefereert u wellicht uw eigen geslacht, hoewel u er toch niet uitziet als...'
'O nee! O nee!'
'In dat geval vindt u zonder twijfel verlichting in de solitaire praktijken waarvoor ze ons op school waarschuwden.'
'Nee... dat is niks voor mij.'
'Wel, ik mag dan ouderwets zijn, maar ik vraag me toch af of u wel de geschikte man bent voor een gezond en energiek meisje als mijn dochter.'
Later legt de oude heer het uit: het gaat erom iemand met de eerste vraag zo te overrompelen dat hij 'nee' zegt. Dan gaat hij onherroepelijk bij de volgende vragen steeds verder de mist in.
Dit is wat president Clinton is overkomen. Vanaf het moment dat hij publiekelijk verklaarde geen seksuele relatie te hebben onderhouden met that woman, kwam hij terecht in een logica waarbinnen geen bevredigend antwoord mogelijk was. Alleen als hij helemaal aan het begin That's none of your business had gezegd, was hij aan die logica ontsnapt. Maar de laatste Amerikaanse president die dat antwoord had durven geven, was Harry Truman.
Truman was overigens een seksueel zeer actieve president, maar hij beminde in het Witte Huis enkel en alleen zijn Bess. Naar verluidt stonden de beide zestigers er ooit bedremmeld bij toen hun huisbediende de schade kwam opnemen nadat hun ledikant het bij hun amatorische inspanningen had begeven.
Terwijl politici en commentatoren in de VS zich verschrikkelijk opwinden over de speech waarin de president vorige week toegaf onoorbare betrekkingen met Monica Lewinsky te hebben onderhouden, wordt de context, waarin de president nagenoeg tot liegen werd gedwongen, uit het oog verloren.
Dat een president van de Verenigde Staten wordt verplicht tot uitspraken over zijn prive-leven is een op zichzelf al bizar uitvloeisel van een vijf jaar geleden ingesteld onderzoek naar mogelijke financiele malversaties van het echtpaar Clinton in de jaren tachtig. Dit onderzoek van aanklager Starr heeft vier jaar geduurd en geen enkel belastend feit voor de Clintons aan het licht gebracht.
Achteraf staat niet alleen vast dat Starr op wel zeer lichtvaardige gronden deze 'Whitewaterzaak' heeft aangespannen, maar ook dat de zaak zelf welbewust door politieke tegenstanders van Clinton is opgeblazen, in de hoop zijn presidentschap te ondermijnen. De Amerikaanse pers heeft daarbij een kwalijke rol gespeeld, door de lasterlijke aantijgingen over Whitewater ruim uit te meten, eigen kritisch onderzoek achterwege te laten en zo bij het publiek de schijn te wekken dat er wel wat aan de hand zou zijn.
Nu het Whitewater-onderzoek op een duur - vijftig miljoen dollar kostend - fiasco is uitgelopen, blijven rechtse politici en commentatoren hun rabiate gelijk halen met karaktermoord. Een van de ironische bijkomstigheden is dat veel van die commentatoren nu voor het eerst schrijven dat hun held Nixon terecht in 1973 als president is opgestapt, want dat gebruiken ze nu als argument om het heengaan van Clinton te bepleiten.
Tegelijk houden ze graag vast aan de mythe - in Nederland naverteld door Gerry van der List - dat Nixon een groot president was, die door een geisoleerd akkefietje als de Watergatezaak in diskrediet is geraakt.
Maar er is een onlosmakelijk verband tussen Watergate en Nixons grote politiek. Watergate (waarin toen het hoofdkwartier van de Democratische Partij was gevestigd) was niet de eerste klus van het inbrekersteam van het Witte Huis. Dat was de inbraak bij de psychiater van Daniel Ellsberg. Ellsberg had de Pentagon Papers over de oorlog in Indochina ter publicatie aan de New York Times gegeven en het Witte Huis hoopte in zijn medische dossier dingen te vinden die hem in een kwaad of ongeloofwaardig daglicht zouden stellen.
Nixons buitenlandse politiek werd vanaf het begin gevoerd in een sfeer van achterbaksheid en verhulling voor het publiek en de Amerikaanse volksvertegenwoordiging, met de geheime bombardementen op Cambodja als dieptepunt. Zelfs zijn grote compaan uit die dagen, Henry Kissinger, geeft in zijn Diplomacy toe dat Nixons (en zijn eigen) buitenlandse politiek 'steeds controversieler' werd.
Kissinger schrijft dat toe aan de Watergatezaak. Maar het verband ligt eerder omgekeerd. Omdat Nixon zijn politieke krediet bij publiek en Congres al had verspeeld, kon Watergate hem noodlottig worden. Hij wachtte de impeachment niet af; die had zeker in zijn oneervolle ontslag geresulteerd, omdat hij zich in ieders ogen schuldig had gemaakt aan de high crimes and misdemeanours die daarvoor noodzakelijk zijn.
Dat is toch heel wat anders dan het gefriemel van Clinton.
- Auteur
- Bart Tromp
- Verschenen in
- Het Parool
- Datum verschijning
- 31-08-1998