Dahrendorfs Europa

 Elsevier 16-11-2002  

Tegenwoordig is hij Lord Dahrendorf en heeft hij als Liberaal-Democraat zitting in het Britse Hogerhuis. In de jaren vijftig en zestig maakte hij (geboren in 1929 in Hamburg) eerst in Duitsland en daarna in de Engelstalige wereld naam als socioloog die tegen de toen dominante opvattingen in deze discipline de nadruk legde op de analyse van maatschappelijke tegenstellingen en conflicten. In de jaren zeventig was hij – even – een van de twee Duitse leden van de Europese Commissie. Daarna werd hij directeur van de fameuze London School of Economics and Political Science, waarvan hij na zijn emeritaat de standaardgeschiedenis schreef. Weinig mensen kunnen zozeer staat maken op de titel ‘Europeaan’.

Dat alleen al maakt het van belang kennis te nemen van zijn opvattingen over de huidige ontwikkeling van de Europese eenwording, die hij uiteen heeft gezet in een lang vraaggesprek met de Italiaanse journalist Antonio Polito. (Die Krisen der Demokratie, München, 2002)

Het algemene thema is de aantasting van de democratie door processen van mondialisering. Op dat niveau is van democratie immers geen sprake, of het nu gaat om de Wereldhandelsorganisatie dan wel het Internationaal Monetair Fonds. Politieke democratie heeft tot nu toe alleen vorm en inhoud gekregen op het niveau van de nationale staat. Maar ‘politieke beslissingen zijn uit het traditionele bereik van de democratie geëmigreerd’. Volgens Dahrendorf is het echter vrijwel onmogelijk om op transnationaal niveau tot democratie te komen. Dat ‘anti-globaliserings’-bewegingen dit democratisch tekort aan de kaak stellen acht hij niettemin een goede zaak.

Maar in plaats van een feitelijk onmogelijke democratisering bepleit hij een uitbreiding van de rechtsstaat op transnationaal niveau. Ook een sterkere rechtstatelijke fundering van het proces van Europese integratie vindt hij van meer belang dan zogenaamde uitbreiding van democratie door rechtstreekse verkiezing van de voorzitter van de Europese Commissie.  

Met dit dwaze voorstel veegt Dahrendorf met recht de vloer aan. Zo’n verkiezing zou onzinnig zijn omdat de overgrote meerderheid van de kiezers niet zou weten wie de kandidaat is. Maar nog erger; zo’n rechtstreekse verkiezing zou de voorzitter van de Commissie ten onrechte de status van een Europese minister-president geven. Zijn functie is echter een heel andere: Hij staat, met zijn Commissie, ten dienste van degenen die het Europese beleid bepalen: de Raad van Ministers van de lidstaten.

Dahrendorf voorziet bovendien dat de rol van de Europese Commissie van geringer belang gaat worden en zich in de toekomst zal beperken tot het toezicht op de werking van de gemeenschappelijke markt. Dat is een omineuze waarschuwing voor onder andere Nederland, dat als grootste van de kleine lidstaten, altijd propagandist is geweest van een sterkere politieke rol van de Europese Commissie.

Aan de andere kant keert Dahrendorf zich met kracht tegen de mythe dat de nationale staat als gevolg van mondialisering en europeanisering steeds minder belangrijk wordt. Daarvan is geen sprake. Als het gaat om de inrichting van de verzorgingsstaat, als het gaat om economische politiek, dan beschikt de staat nog altijd over een grote mate van autonomie. Het is een onzalige misvatting dat ‘mondialisering’ inhoudt dat alle staten zich moeten voegen in het Amerikaans-Britse patroon van kapitalisme. Groot-Brittannië en Italië zijn in economisch gewicht aan elkaar gewaagd, maar hun economieën verschillen in cultureel opzicht hemelsbreed van elkaar en er is geen enkel argument waarom Italië zich zou moeten aanpassen aan het Anglo-Amerikaanse model.

De voormalige Eurocommissaris toont zich uitermate sceptisch over de mogelijkheden tot reële democratie op Europees niveau. Het Europese Parlement beschikt nog altijd niet over de bevoegdheden van een echt parlement. Het hoogste orgaan in de Europese Unie, de Raad van Ministers, is ‘een politiek maaksel dat in het geheim, achter gesloten deuren, wetten vaststelt. Als zodanig is deze een belediging van de democratie’.

‘Europa’, stelt Dahrendorf, is in oorsprong een rechts, christen-democratisch, project (waarmee hij de oude Drees achteraf stijft in diens mening) en daarom verwondert hij er zich over dat vandaag de dag juist linkse partijen de grote voorstanders van verdere Europese integratie zijn. Hij verklaart dit uit de behoefte aan een utopie aan deze kant van het politieke spectrum. Rechts heeft daarentegen altijd een vijand nodig. ‘Europa’ was nuttig zolang de Sovjet-Unie die vijand was. Daarna niet meer.

Behalve met rechtsstatelijkheid is Europa gediend met een versterking van de rol van nationale parlementen, niet met allerlei loze federalistische ideeën. Als Eurocommissaris was hij meer onder de indruk van het Europese Parlement toen dit uit leden van nationale parlementen bestond dan nadat dit rechtstreeks was gekozen.

In het huidige streven naar een ‘Europese grondwet’ ziet hij niets. Daaraan tonen de bevolkingen van de lidstaten namelijk geen behoefte. Over hun hoofden heen een grondwet opstellen leidt tot Zuid-Amerikaanse toestanden, ‘een werelddeel dat bekend staat als het kerkhof van constituties’. 

Wijze woorden. 

Bart Tromp

Auteur
Bart Tromp
Verschenen in
Elsevier
Datum verschijning
16-11-2002

« Terug naar het overzicht