De argumenten voor oorlog

DE TOESPRAAK DIE de Amerikaanse vice-president Dick Cheney maandag hield voor veteranen in Nashville, was een antwoord op de kritiek die de laatste weken is geuit op het voornemen van de Amerikaanse regering een 'wisseling van regime' in Irak te bewerkstelligen. Dit voornemen is door president George W. Bush met zo veel kracht naar voren gebracht dat niemand geloof hecht aan het officiele regeringsstandpunt dat alle mogelijkheden in overweging zijn en de president nog niet tot oorlog heeft besloten.

De kritiek op de feitelijk aangekondigde oorlog komt uit Europa en uit de Arabische wereld - opvallend, want de staten daar worden volgens Washington nu juist door Saddam Hoessein bedreigd - maar in toenemende mate ook uit de VS zelf, en dan nog wel vooral uit de hoek van Bush' partij, de Republikeinen. De veiligheidsadviseur van president Bush senior, generaal Brent Scowcroft, nam publiekelijk stelling, evenals Henry Kissinger en James Baker III, minister van Buitenlandse Zaken onder Bush senior en een van de architecten van de benoeming van George W. Bush tot president. Het is moeilijk voor het Witte Huis zulke critici af te doen als politieke zwakkelingen die liever de andere kant uitkijken dan het gevaar van Saddam Hoessein en zijn massavernietigingswapens onder ogen zien.

Geen van de critici vergoelijkt trouwens het gevaar van Saddam Hoessein. Hij beschikt hoogstwaarschijnlijk over chemische en biologische wapens, al is niet bekend welke overbrengingsmiddelen (bommen, granaten, raketten) hij nog tot zijn beschikking heeft. Een nucleair wapen heeft Irak niet. Het is er verder van af dan aan de vooravond van de Golfoorlog. Cheney kon geen gegevens aanvoeren waaruit zonneklaar blijkt dat Saddam Hoessein op dit moment over een militair bruikbaar arsenaal aan massavernietigingswapens beschikt. Hij noemde de kritiek 'ernstig tekortschietend', maar kon deze niet feitelijk ontkrachten. Gelukkig ging hij niet zo ver als nationaal veiligheidsadviseur Condoleezza Rice, die een aanval op Irak een 'morele noodzaak' noemde, vanwege de aanwezigheid van massavernietigingswapens. Dat was wel erg huichelachtig. In de jaren tachtig, toen Saddam Hoessein ook al over zulke wapens beschikte, en zelfs gebruikte tegen zijn Koerdische bevolking, had de toenmalige Republikeinse regering in Washington daar helemaal geen morele bezwaren tegen: zij hielp juist, met wapens en informatie.

In 1990/1991 steunden alle Arabische staten, uitgezonderd Jordanie (en de PLO) de oorlog tegen Irak. Nu zijn zij vrijwel allemaal tegen een Golfoorlog II. Zelfs Qatar, waar een enorme Amerikaanse basis is aangelegd, wil niet dat vanaf zijn grondgebied de aanval op Bagdad wordt ondernomen. Deze anti-oorlogstemming wordt door Cheney weggewuifd, evenals de zorg dat het Palestijns-Israelische conflict deze keer niet buiten een Golfoorlog kan worden gehouden. Volgens Cheney zal in de straten in Basra en Bagdad de vreugde uitbarsten na de bevrijding, zullen de extremisten in het Midden-Oosten tot inkeer komen en zal een stabiele vrede naderbij zijn gebracht. Dit getuigt van een optimisme dat alleen maar kan bestaan bij de gratie van het zo diep mogelijk in het woestijnzand steken van het vice-presidentiele hoofd. Misschien vindt de voormalige Chief Executive Officer van Halliburton, het bouw- en constructiebedrijf voor de olie-industrie, zo wel olie.

De sterkste argumenten voor een gewapend optreden noemde Cheney ook: het niet nakomen en schenden door Saddam Hoessein van de resoluties van de Veiligheidsraad op basis waarvan de Golfoorlog formeel werd beeindigd. In de resoluties 686 en 687 verplichtte Irak zich al zijn massavernietigingswapens te vernietigen en geen pogingen te doen nieuwe te verkrijgen. De inspectieteams van de VN die toezicht moesten houden op de uitvoering deze wapenstilstandsvoorwaarden, ontdekten al snel dat Saddam Hoessein er alles aan deed om ze te ontduiken. In een jarenlang kat-en-muis-spel slaagden de inspecteurs er niettemin in het grootste deel van Saddams faciliteiten op het gebied van massavernietigingswapens te ontmantelen. Tot hij hen vier jaar geleden de toegang ontzegde.

Al in november 1998 constateerde de Veiligheidsraad in resolutie 1205 dat Irak resolutie 687 'op flagrante wijze schond'. Dit betekent in feite dat hervatting van militair optreden tegen Irak gelegitimeerd is. Het is in elk geval op basis van deze argumentatie dat het Verenigd Koninkrijk in december 1998 samen met US Airforce luchtaanvallen uitvoerde op installaties voor massa-vernietigingswapens in Irak.

Maar Cheney deed in zijn rede geen oproep langs de weg van de VN het regime in Bagdad te ontwapenen. Hier ligt een opdracht voor de Europese Unie, want hoe onverstandig het wapengekletter in Washington ook is, Saddam Hoessein ongestraft de afspraken met de VN te laten schenden, is ook geen schrander beleid.

Auteur
Bart Tromp
Verschenen in
Het Parool
Datum verschijning
29-08-2002

« Terug naar het overzicht