De belazerde kiezer

MIJ IS NOOIT duidelijk geworden waar de verkiezingen van 15 mei over gingen, waarvoor niet en waartegen niet. Karakteristiek was een deftige Rotterdamse mevrouw die op de televisie meedeelde vanwege diens goede ideeen op Pim Fortuyn te hebben gestemd, maar desgevraagd van die 'goede ideeen' er niet een wist te noemen. 'Nou gewoon, goede ideeen'.

Na de moord op Fortuyn en de daaropvolgende verkiezingen is er een vrij algemeen gedeelde duiding aan de uitslag gegeven. De kiezers hadden gekozen voor democratische vernieuwing. Ze moesten meer invloed op de politiek kunnen uitoefenen. Het moest afgelopen zijn met het 'achterkamertjesgedoe' waarin 'de politici' onderling de baantjes verdeelden en de zaken regelden.

Het eerste en tweede paarse kabinet deden dienst als verfoeilijke voorbeelden van wat in Nederland mis was aan de politiek. De door de kiezers gewenste vernieuwing, zo luidde het verhaal, hield ook in dat de tegenstelling tussen links en rechts achterhaald was. Het ging om 'zaken'. Deze stelling verdroeg zich overigens niet met een andere: dat de paarse regeringen een links beleid hadden gevoerd - zelfs de International Herald Tribune had het vorige week over een leftish government dat nu plaats moet maken voor. . . ja voor wat eigenlijk?

Een zakenkabinet, zo wordt nu wel gezegd. Maar dit zakenkabinet is dan wel onversneden rechts: het 'strategisch akkoord' komt neer op een beleid dat - indien uitgevoerd - ten koste zal gaan van de vrijheid en gelijkheid van de meeste Nederlanders. Helaas verschilt het in dit opzicht niet van het tweede paarse kabinet.

Laat ik mij hier tot de politieke democratie beperken. De nieuwe regering wil twee staatsrechtelijke veranderingen tot stand brengen. De eerste is de afschaffing van het raadgevend referendum. Ik kan mij niet herinneren dat de afschaffing van dit referendum enige rol in de verkiezingscampagnes van de drie prospectieve regeringspartijen heeft gespeeld. Deze 'vernieuwing' komt er dus op neer dat de burgers een mogelijkheid tot beinvloeding van de politiek wordt afgenomen, zonder dat zij zich daarover bij verkiezingen hebben kunnen uitspreken.

De tweede vernieuwing is de bij het 'strategisch akkoord' afgesproken verkiezing van de burgemeester. Daarbij is echter opengelaten of deze ambtsdrager door de gemeenteraad of rechtstreeks zal worden gekozen. Dit maakt nogal verschil.

Een rechtstreekse verkiezing van de burgemeester, die zijn eigen wethouders benoemt, degradeert de gemeenteraad tot niet meer dan een inspraakorgaan. Toch vertegenwoordigt de raad, anders dan de gekozen burgemeester, alle burgers. Ook hier geldt dat de kiezers geen kans hebben gehad zich over deze kwestie uit te spreken.

In de verkiezingsprogramma's van de drie toekomstige regeringspartijen zijn hierover geen ondubbelzinnige standpunten te vinden. Integendeel: voor de verkiezingen waren CDA en VVD tegen een gekozen burgemeester. In het 'gedachtegoed van Pim Fortuyn' is er alleen maar een losse en, zoals meestal bij hem, niet uitgewerkte gedachte over aan te treffen. De rechtstreekse verkiezing van de burgemeester betekent hoe dan ook dat de invloed van de burger op het bestuur afneemt.

Die invloed is toch al tanende vanwege de onder paars aangenomen wet over dualisering van het gemeentebestuur. Net als in veel andere opzichten zet het nieuwe kabinet het beleid van paars voort. Dankzij deze wet kunnen wethouders worden benoemd die niet door de burgers zijn gekozen als lid van de gemeenteraad.

De kiezer staat nu op gemeentelijk niveau net zo ver buiten spel als nationaal. Democratie in Nederland komt er landelijk op neer dat de burgers wel hun stem uit kunnen brengen op een partij en een programma, maar daarna niets te zeggen hebben over het regeerakkoord en al helemaal niet over de keuze van de bewindslieden die dit akkoord uit moeten voeren. Dit eigenaardige stelsel was democratisch te verdedigen zolang het regeerakkoord niet veel meer inhield dan de verdeling van portefeuilles voor ministers en staatssecretarissen over de regeringspartijen, en het min of meer voorspelbaar was wie door een partij als bewindspersoon naar voren kon worden geschoven.

CDA-leider en beoogt premier Jan Peter Balkenende zet nu een lijn voort waartegen hij zich in de oppositie terecht keerde: een dichtgetimmerd 'strategisch akkoord' waarover de kiezer niets te zeggen heeft gehad, evenmin als over degenen die dit zullen gaan uitvoeren. Bij de Lijst Pim Forutyn gaat het dan ook voor het merendeel om kandidaten die zich pas na de verkiezingen tot het 'gedachtegoed' van de dode lijsttrekker hebben bekeerd, na dit eerst vanuit verschillende partijpolitieke affiliaties te hebben bestreden.

Wat dit zegt over de integriteit en politieke moed van Rob Hessing, oud-korpschef van Rotterdam en de beoogde staatssecretaris van Binnenlandse Zaken, Eduard Bomhoff, voormalig PvdA-coryfee en toekomstig vice-premier en minister van Volksgezondheid, en anderen laat ik in het midden. Vast staat echter dat de kiezer is belazerd.

Auteur
Bart Tromp
Verschenen in
Het Parool
Datum verschijning
18-07-2002

« Terug naar het overzicht