DE BIJL AAN DE DEMOCRATIE

De oorlog in Irak is in een heel ander daglicht komen te staan, nu steeds duidelijker wordt dat deze onder valse voorwendselen is begonnen. Vanaf het allereerste moment dat de Amerikaanse en de Britse regering aanstuurden op een oorlog tegen Saddam Hoessein vanwege de dreiging van diens nucleaire, biologische en chemische massavernietigingswapens, heb ik mij in deze rubriek sceptisch getoond. George W. Bush en Tony Blair zijn nooit met duidelijke en geloofwaardige aanwijzingen gekomen dat die dreiging er werkelijk was. Wel bleven ze suggereren dat ze over harde informatie beschikten die hun stelling ondersteunde.

Dat werd niet anders toen de Verenigde Naties de wapeninspecties in het najaar van 2002 hervatten. De VN-inspecteurs beschikten over de mogelijkheid na te gaan of de Amerikaanse en Britse vermoedens klopten dat Irak op bepaalde plaatsen installaties voor de productie en de inzet van massavernietigingswapens had gebouwd. Maar niet alleen vonden de inspectieteams niets, ze klaagden er ook over dat ze van Amerikaanse en Britse zijde helemaal geen bruikbare informatie ontvingen.

De laatste kans om de stelling te onderbouwen dat Irak een onmiddellijke bedreiging van de wereldvrede vormde, kwam op 5 februari, toen de Amerikaanse minister van Buitenlandse Zaken Colin Powell in de Veiligheidsraad tekst en uitleg gaf. Ook daar kwam geen hard bewijs op tafel. Achteraf bleek dat Powell zich deels op documenten beriep waarvan de CIA en zijn ministerie wisten dat ze vervalst waren.

Inmiddels wordt er alles aan gedaan om een rookgordijn te leggen over de kern van de zaak. Robin Cook en Clare Short, die vanwege Irak uit de Britse regering stapten, zouden hun gram op Blair hebben willen halen, toen ze verklaarden dat de premier en zijn spin doctors niet alleen de informatie van de inlichtingendiensten hebben opgeblazen, maar ook, aldus Short, samen met Bush al in september vorig jaar de datum van de oorlog hebben vastgelegd. Wat ook de motieven van de beide Britse oud-ministers zijn, zij hebben zaken naar buiten gebracht die feitelijk controleerbaar zijn.

'De massavernietigingswapens zijn er, ze zijn alleen nog niet gevonden,' is een andere dooddoener. De bewering van het Amerikaanse militaire commando in Irak dat het 'nog jaren kan duren' voor de massavernietigingswapens zijn gevonden, is te bizar voor woorden. Ze werpt trouwens ook een eigenaardig licht op de Brits-Amerikaanse weigering medio februari om de VN-wapeninspecteurs meer tijd te gunnen. Dat leidt tot niets, heette het toen, hoewel Hans Blix en Mohammed El-Baradei om niet meer dan enkele weken extra hadden gevraagd. Niet alleen ging het, volgens diezelfde Amerikanen voor de oorlog, om omvangrijke hoeveelheden, zoals 500 ton mosterdgas, onbemande vliegtuigen voor de lange afstand om miltvuur te vervoeren, tienduizenden granaten met chemische lading, gascentrifuges om uranium te verrijken, en ga zo maar door. De bewering is ook in strijd met wat de commandant van de mariniers in Irak, generaal James Conway, vorige week verklaarde: dat zijn troepen het hele toegewezen gebied minutieus hadden doorzocht en tot zijn verbazing niets hadden gevonden.

De kwestie is echter niet of er in Irak ooit sporen van Saddam Hoesseins veronderstelde productie van massavernietigingswapens zullen worden aangetroffen. De kwestie is of Amerika en Groot-Brittannie de waarheid spraken toen zij verklaarden dat geen dag langer met een oorlog tegen Irak kon worden gewacht. Dit vanwege de directe dreiging van massavernietigingswapens, alsof het een kwestie van noodweer was. Het zou betekenen dat Irak op dat moment beschikte over langeafstandsraketten, geladen met chemische, nucleaire of biologische koppen, of dat er soortgelijke wapensystemen, zoals onbemande vliegtuigen voor de lange afstand (die bij mijn weten niet bestaan), vuurklaar gereed stonden. Daarvoor beschikten Amerika en Groot-Brittannie voor de oorlog niet over aanwijzingen, laat staan bewijzen, en ze zijn tijdens en na de oorlog niet gevonden.

De regeringen van twee grote democratieen hebben de volksvertegenwoordigingen en hun bevolking welbewust voorgelogen om een onuitgelokte oorlog te kunnen beginnen, in strijd met alle internationale afspraken en regels. Dat is een politiek schandaal van ongehoorde omvang, want het tast de geloofwaardigheid van het democratisch stelsel fundamenteel aan. Voor Groot-Brittannie en Amerika is het te hopen dat het Lagerhuis en het Congres een grondig onderzoek instellen dat niet zonder gevolgen blijft.

Voor de Nederlandse politiek kan deze verbijsterende gang van zaken evenmin zonder gevolgen blijven. De regering sjokte kritiekloos achter Bush en Blair aan in de aanloop naar de oorlog, en stemde vervolgens volmondig met die oorlog in. Over de nu ontstane situatie houdt het ministerie van Buitenlandse Zaken de kaken stijf op elkaar. Net als de kamerleden Camiel Eurlings (CDA) en Jozias van Aartsen (VVD), die het hoogste woord voerden over die verschrikkelijke massavernietigingswapens waarmee Saddam de wereld zou bedreigen.

Auteur
Bart Tromp
Verschenen in
Elsevier
Datum verschijning
14-06-2003

« Terug naar het overzicht