De boze paus

PAUS JOHANNES PAULUS II nadert het einde. Elk beeld van hem in de media onderstreept hoe broos zijn lichamelijke gezondheid is geworden. Over zijn geestkracht zegt dit echter niets.

Enerzijds gaat het gerucht dat hij de laatste jaren een boze oude man is geworden, teleurgesteld in de ontwikkeling van de wereld. Anderzijds is hij vastbesloten met dit unieke jubeljaar de tiara op zijn pontificaat te zetten.

Toen hij 22 jaar geleden paus werd, bevond de katholieke kerk zich onmiskenbaar in een staat van grote onzekerheid, zoniet verval. Het Aggiornamento, de vernieuwing van de kerk die paus Johannes 23 begon met het bijeenroepen van het Tweede Vaticaanse Concilie (1962-1965), was in de jaren zestig en zeventig zowel intellectueel als politiek-organisatorisch doodgelopen.

In de traditionele hartlanden van de Kerk, ging de geloofsafval onverminderd door, waarbij Nederland vooropliep, ondanks (of dankzij) een vernieuwingsbeweging die verder ging dan waar ter wereld.

De katholieke kerk, wel gekwalificeerd als de grootste multinationale organisatie ter wereld - en zeker veruit de oudste - leek op weg naar het einde. De verkiezing van de Pool Karol Woytyla was echter een keerpunt.

Welbewust kozen de kardinalen in 1978 bij de tweede stemming een man die de aanval op het communisme zou openen. (Bij de eerste stemming had een virulent anti-communistische Italiaanse kardinaal het net niet gehaald.)

Johannes Paulus II nam onmiddellijk afstand van de kerkelijke ontspanningspolitiek ten aanzien van het Oostblok en maakte duidelijk dat hij het IJzeren Gordijn niet erkende. Hij werd gedreven door de overtuiging dat het Sovjet-communisme innerlijk verrot was. Daardoor ontstond in zijn ogen de mogelijkheid dat hij, de paus, als katalysator van het onvermijdelijke proces van ineenstorting kon optreden.

Vanaf zijn eerste bezoek aan Polen, in 1979, handelde hij even behendig als standvastig op basis van deze strategische analyse. Weinigen twijfelen er nu nog aan dat zijn optreden in de jaren 1979-1989 van beslissende betekenis is geweest bij de ondergang van het communisme.

Stalin had ooit de politieke macht van het Vaticaan afgedaan met de vraag: 'Over hoeveel divisies beschikt de paus?' In 1989 bracht zijn laatste opvolger, Gorbatsjov, een officieel bezoek aan het Vaticaan, gevolgd door het herstel van de geloofsvrijheid in het Oostblok.

Johannes Paulus II is vaak in verband gebracht met die andere bestrijder van het 'Evil Empire', Ronald Reagan. Maar zij deelden alleen hun geloof in de onvermijdelijke ondergang van het communisme. De paus heeft een diepe weerzin tegen de neoliberale verheerlijking van een ongebreideld kapitalisme. Na de overwinning op het communisme heeft hij met kracht stelling genomen tegen dit in zijn ogen alternatieve materialisme.

De encycliek Centesimus annus (1991) kan veel beter beschouwd worden als een Derde Weg tussen kapitalisme en communisme dan de onsamenhangende capitulatie voor het eerste welke nu onder deze naam in Europese sociaal-democratische partijen opgang maakt. Maar het offensief van de kerk tegen het nieuwe kapitalisme is veel minder succesvol dan dat tegen het communisme. Dit is een reden voor de stille boosheid die de paus wordt toegeschreven.

Organisatorisch en inhoudelijk heeft hij de katholieke kerk door elkaar geschud en in ongekende mate heeft hij met eigentijdse methoden het geloof uitgedragen. Het is niet onwaarschijnlijk dat zijn opvolger als hoofd van de wereldkerk een Afrikaan zal zijn.

De rituele schuldbekentenis die hij afgelopen zondag aflegde was een gebaar zonder precedent in de kerkgeschiedenis. Ze is in de meeste commentaren te gemakkelijk afgedaan, omdat deze of gene groep niet was genoemd. Dit gaat voorbij aan de betekenis die de kerk zelf aan dit gebaar wenst te geven.

Deze is te vinden in het vorige week door de Internationale Theologische Commissie gepubliceerde rapport 'Geheugen en verzoening: de kerk en de fouten van het verleden', een zorgvuldige analyse van de wijze waarop het onderzoek naar de geschiedenis, de ontwikkeling van de theologie en morele maatstaven zich tot elkaar verhouden.

Het doel van de exercitie is echter niet het maken van verontschuldigen, maar de zuivering van de kerk die daardoor totstandkomt.

Het probleem in de beoordeling van buitenaf van deze paus, is dat deze voorbijgaat aan wat deze paus als de kern van zijn opdracht ziet. Politieke macht en moreel gezag zijn daarbij alleen maar instrumenten.

Die kern is religieus, en daar ligt de grote, onbeantwoorde vraag; de vraag of de katholieke kerk in staat is zijn theologie zo te vernieuwen dat hedendaagse mensen er zich religieus door gebonden weten.

Of loopt het tijdperk van de grote wereldgodsdiensten op zijn eind? Dat was de hoop van de Verlichting, waarvan de denkers verwachtten dat het verdwijnen van de georganiseerde godsdienst zou leiden tot mensen die rationeel en autonoom hun leven gestalte zouden geven.

Zij zouden nooit hebben vermoed dat de plaats van de godsdienst in de moderne wereld in veel opzichten is gevuld met bizarre vormen van bijgeloof, sportverdwazing en andere vormen van irrationaliteit. Wat dit aangaat had de boosheid van de paus ook die van Voltaire kunnen zijn.

Auteur
Bart Tromp
Verschenen in
Het Parool
Datum verschijning
15-03-2000

« Terug naar het overzicht