De brandweer betaalt
DE BEVELHEBBER der landstrijdkrachten, luitenant-generaal Couzy, meldde vorige week dat er grenzen zijn aan de loyaliteit van de landmacht. Als ik minister van defensie was geweest, had ik de bevelhebber der landstrijdkrachten daarna onmiddellijk van zijn functie ontheven.
'Ondergeschiktheid is de ziel van de militaire dienst,' heette het vroeger; dat artikel is uit het militair tuchtrecht geschrapt. Maar dat loyaliteit aan de politieke leiding de plaats van de krijgsmacht in een democratische samenleving definieert, staat buiten kijf. Daaraan mag niet publiekelijk worden getwijfeld, zeker niet door een van de hoogste militairen in het land.
Ik ben geen minister van defensie, en dus is Couzy nog steeds bevelhebber der landstrijdkrachten. Zijn termijn zit er overigens bijna op en straks kan hij als generaal buiten dienst met het volste recht de uitspraken doen die hij in zijn functie voor zich had moeten houden.
Inmiddels zijn er al kamervragen gesteld over zijn toespraak en is allerwegen in politiek en journalistiek schande gesproken van zijn woorden. Daarbij wordt aan de inhoud ervan goeddeels voorbijgegaan. Dit is een ernstige fout, want Couzy heeft volkomen gelijk als hij zegt dat een grote organisatie als de Koninklijke Landmacht geen snoeptrommel is voor luie (of begerige) politici. Wat voor de landmacht opgaat, gaat overigens ook op voor de krijgsmacht als geheel, maar daar gaat Couzy niet over.
De Nederlandse krijgsmacht heeft binnen enkele jaren een immense verandering ondergaan. Nog geen drie jaar nadat het derde kabinet-Lubbers met de Defensienota een omvangrijke herstructurering had voorgesteld, werd deze nota achterhaald door de Prioriteitennota van hetzelfde kabinet, waarin nog verdergaande veranderingen (en bezuinigingen) werden aangekondigd.
Daar tussendoor zijn allerlei incidentele bezuinigingen doorgevoerd, en daaraan is nog lang geen eind gekomen. Indien het beleid van het nog zittende kabinet ongewijzigd blijft, leidt dit in 1998, het jaar waarin de opkomstplicht wordt afgeschaft, tot een tekort van ongeveer een miljard gulden ten opzichte van het bedrag dat volgens de Prioriteitennota dan voor defensie beschikbaar zou zijn.
Ik praat dan nog niet over de bezuinigingen die de grote politieke partijen in hun verkiezingsprogramma's voorstaan, al was het maar omdat de laatste weken maar al te duidelijk wordt wat de waarde van die programma's na de verkiezingen is.
Nu hield die Prioriteitennota een enorme bezuiniging op de defensie in, terwijl daarin tegelijk grote ambities voor de Nederlandse krijgsmacht werden vastgelegd, zoals het gelijktijdig deelnemen aan vier vredesoperaties. Dat is allemaal uitvoerig in de politiek besproken en besloten, in de wetenschap dat dit alles niet alleen financieel krap bemeten was, maar ook vroeg om een algehele reorganisatie die uit honderden projecten zou bestaan.
Ergerlijk en bijna onverteerbaar is dat diezelfde politieke partijen die bij hun volle verstand de Prioriteitennota hebben goedgekeurd, in de daaropvolgende maanden akkoord gaan met allerlei bezuinigingen (die dan niet zo heten) waardoor de uitvoering van die nota steeds problematischer wordt.
Een factor apart zijn de 'vredesoperaties' van de Verenigde Naties, waaraan Nederland thans meedoet en heeft meegedaan. Die vallen stuk voor stuk veel duurder uit dan begroot. De niet begrote meerkosten zijn (en worden) vervolgens op het defensiebudget verhaald.
Ook hier faalt de politiek in consistentie. Men wil meedoen met de Verenigde Naties, waar al niet ter wereld, maar zorgt niet voor een financiele basis en verhaalt de kosten vervolgens op hetzelfde apparaat dat die operaties moet uitvoeren. Het is alsof men de brandweer de kosten van de brandstichting in rekening brengt.
Een politiek die zich bepaalde doelen stelt, maar vervolgens de middelen daarvoor stukje bij beetje intrekt, is schijnheilig. Dat is uiteindelijk een grotere zonde dan de insubordinatie van de bevelhebber der landstrijdkrachten.
- Auteur
- Bart Tromp
- Verschenen in
- Het Parool
- Datum verschijning
- 27-07-1994