De brandweerman als pyromaan
DE Eerste Balkanoorlog brak uit op 8 oktober 1912. Montenegro verklaarde het Osmaanse Rijk de oorlog, binnen een week gevolgd door Bulgarije, Servie en Griekenland. Diezelfde achtste oktober hadden de 'dubbelmonarchie' Oostenrijk-Hongarije en Rusland in een gezamenlijke nota de Balkanstaten gewaarschuwd dat de grote mogendheden van Europa in het gebied geen verandering van de status quo door middel van oorlog zouden toestaan.
De nota bleek een machteloos gebaar. Tegen het eind van de maand waren de Turkse legers in Europa verslagen. Alleen de vestingen Adrianopel, Scutari en Janina bleven in Turkse handen. De overwinnaars maakten aanstalten de buit te verdelen, zeer tot ongenoegen van Rusland en Oostenrijk-Hongarije. Rusland was bang dat Bulgarije Constantinopel in zou nemen en zo de toegang tot de Zwarte Zee zou gaan beheersen. Oostenrijk-Hongarije vreesde het omgekeerde: een Servische haven aan de Adriatische Zee, die te zijner tijd een Russische haven kon worden.
De Bulgaren slaagden er echter niet in Adrianopel ten val te brengen, laat staan dat zij Constantinopel veroverden. Op alle fronten liepen de offensieven vast en op 3 december kwam het tot een wapenstilstand. In het neutraal geachte Londen werd een vredesconferentie belegd. In dezelfde stad convoceerden de grote mogendheden van Europa - het Verenigd Koninkrijk, Duitsland, Frankrijk, Oostenrijk-Hongarije, Rusland en Italie - een conferentie van ambassadeurs.
Deze conferentie is de laatste poging geweest het Concert van Europa te doen herleven. Het Concert, dat vanaf het Congres van Wenen in 1814-1815, met vallen en opstaan had gefunctioneerd als het kader waarbinnen 'de Grote Mogendheden' (een begrip dat bij dat Congres is uitgevonden) probeerden de vrede en stabiliteit in Europa te waarborgen - zolang dat in hun belang was.
Maar de grote mogendheden waren een eeuw later niet meer in staat om hun wil op te leggen aan kleinere Europese staten. Daarvoor hadden met name OostenrijkHongarije en Rusland te zeer aan macht ingeboet. De oorlogen op de Balkan waren daar een symptoom van.
De Londense conferentie had een tweeledig succes. Ze zorgde er voor dat het conflict op de Balkan niet tot een conflict tussen de grote mogendheden leidde - hetgeen gezien de in wezen tegengestelde belangen van Rusland en Oostenrijk-Hongarije in dit gebied en gezien ook het patroon van de toen bestaande allianties, op zich een prestatie was. Van een herstel van de status quo kon echter geen sprake zijn - daarvoor ontbrak het de grote mogendheden aan wil of interesse.
Sterker nog: door dat ontbreken was de Eerste Balkanoorlog juist mogelijk geworden. De nota van Oostenrijk-Hongarije en Rusland kon, zeker door de Serviers, gelezen worden niet als een laatste waarschuwing, maar als papieren protest waarmee Wenen berustte in een Servische greep op de Sanjak van Novibazar. (Dit formeel Turkse district tussen Servie en Montenegro had Oostenrijk-Hongarije in 1908, toen het Bosnie en Hercegovina annexeerde, na dertig jaar ontruimd.) Oostenrijk had eerder steeds met geweld gedreigd als de Serviers de Sanjak binnen zouden vallen. Nu dat gebeurde, stuurde het een nota.
Nee, de conferentie had als onuitgesproken doel de resultaten van de oorlog verteerbaar te maken, vooral voor de meest betrokken grote mogendheden: Oostenrijk-Hongarije en Rusland. Ook in dit opzicht boekte zij succes. Rusland vond het allang mooi dat Constantinopel niet was ingenomen. Het steunde vervolgens de Oostenrijkse eis tot de vorming van een zelfstandige staat Albanie, die een buffer moest vormen tussen Servie en de Adriatische Zee, het mare nostrum van de dubbelmonarchie.
Zo kwam Albanie tot stand, zij het niet zonder problemen. In april bezette Montenegro Scutari, terwijl de conferentie had besloten dat die vesting bij Albanie zou komen. Dit lieten de grote mogendheden niet over hun kant gaan. Een demonstratie van onder andere Britse en Franse vlooteenheden bracht de koning van Montenegro op andere gedachten. Hij bond in, nadat hij eerst op de beurs een kapitaal had verdiend door geruchten over oorlog te laten verspreiden.
Problematischer zijn tot op de dag van vandaag de grenzen die de nieuwe staat kreeg toegewezen. De Albanezen waren (en zijn) een volk met een eigen identiteit, die zich in taal, cultuur en religie manifesteert. Zij leefden (en leven) voor het grootste deel geconcentreerd op een duidelijk te onderscheiden territorium. Maar Albanie beslaat maar een deel daarvan. Het andere deel van het etnische Albanie werd aan Servie toebedeeld. Het komt min of meer overeen met het huidige Kosovo.
Het Verdrag van London, waarmee de Eerste Balkanoorlog eindigde, maakte ook een einde aan het bondgenootschap van de Balkanstaten. Het bepaalde namelijk dat de overwinnaars zelf maar moesten uitzoeken hoe ze de buit - het Europese deel van het Osmaanse Rijk - wilden verdelen. Servie vond dat het niet alleen zijn eigen deel van het veroverde Macedonie moest houden, maar alles: ook het Bulgaarse deel, als troostprijs voor de schepping van Albanie. Griekenland, dat vier uur voor de aankomst van de Bulgaarse troepen Thessaloniki had veroverd, eiste nog meer terrein langs de kust van de Egesche Zee op.
Bulgarije besloot daarop zijn ondankbare bondgenoten een lesje te geven en viel ze op 29 juni 1913 aan, het begin van de Tweede Balkanoorlog. De Bulgaren misrekenden zich deerlijk. Servie en Griekenland hielden stand. Roemenie zag zijn kans schoon en verklaarde Bulgarije de oorlog (in de hoop de Dobroedsja te winnen) en Turkije heroverde Adrianopel. In augustus sloten de oorlogvoerende partijen in Boekarest vrede. Servie kreeg het grootste deel van Macedonie en Griekenland de rest, plus Thessaloniki en het westen van Thracie. Turkije hield Adrianopel en Roemenie mocht inderdaad de Dobroedsja inpikken. De grote mogendeheden hadden het nakijken en legden zich met minder (Oostenrijk-Hongarije) of meer (Rusland) tevredenheid bij de nieuwe grenzen op de Balkan neer.
Die grenzen zijn daarna niet meer wezenlijk veranderd, al verloor Bulgarije in 1919 zijn uitgang naar de Egesche Zee. Ook niet door de vorming van Joegoslavie in 1919, of zoals het toen heette: het koninkrijk van de Serviers, Kroaten en Slovenen. Voor verandering zal een Derde Balkanoorlog nodig zijn.
DE eerste twee Balkanoorlogen hadden tenminste een funest gevolg. Ze wekten de indruk dat moderne oorlogen niet langer behoefden te duren dan een paar weken en dat zulke lokale conflicten beperkt konden blijven tot de direct betrokkenen. De Eerste Wereldoorlog zou bewijzen dat dit twee misvattingen waren. Dat die 'Grande Guerre' kon uitbreken, was echter mede een gevolg van deze 'lessen' van de Eerste en de Tweede Balkanoorlog.
Het voorspel tot de derde is al bijna vier jaar aan de gang en het neemt een steeds gewelddadiger karakter aan. En precies als in 1912 en 1913 verklaren de grote mogendheden en de opvolgers van het Concert van Europa - de Verenigde Naties, de CVSE, de EG, de G7 - zich onmachtig om meer te doen dan toezicht te houden op de oorlogshandelingen, vlooteskaders langs de Dalmatische kust heen en weer te laten stomen en voor een uitgehongerde stad een luchtbrug in te stellen.
Het voorspel van de Derde Balkanoorlog begint in 1988, precies daar waar de eerste eindigde: in Kosovo. Dan plaatst de Servische president Milosevic dit tot dan toe autonome gebied onder rechtstreeks bestuur van Belgrado, waarna een bewind van repressie en onderdrukking wordt ingesteld tegen de Albanezen, die er negentig procent van de bevolking uitmaken. Dit signaal wordt in de andere deelstaten van Joegoslavie goed begrepen. Het zorgt er voor dat het streven naar meer autonomie in Slovenie en Kroatie radicaliseert in de roep om volledige onafhankelijkheid.
Inmiddels woedt de Derde Balkanoorlog, inclusief voorspel, al veel langer dan de eerste twee bij elkaar. Officieel heet hij niet zo. Sinds Joegoslavie is uiteengevallen in afzonderlijke nieuwe staten, kan men niet meer spreken van een burgeroorlog. Maar van een oorlog in formele zin tussen staten is evenmin sprake. Servie heeft niet de oorlog verklaard aan Bosnie-Hercegovina en omgekeerd is dat ook niet het geval. De Servische troepen in Bosnie opereren zogenaamd voor eigen rekening, net zoals ze dat vorig jaar zogenaamd deden in Kroatie. In formele zin gaat het nog steeds om een burgeroorlog, zij het niet een in Joegoslavie maar alleen in Bosnie-Hercegovina.
Wanneer die burgeroorlog verder op zijn beloop wordt gelaten, is de kans groot dat het conflict in het voormalige Joegoslavie escaleert tot een echte Balkanoorlog, die in omvang, duur en gevolgen zijn voorgangers in de schaduw zal stellen.
En tot dusverre wordt het conflict op zijn beloop gelaten door de opvolgers van de grote mogendheden uit de periode 1814-1914: de Verenigde Naties, de Europese Gemeenschap, de Conferentie voor Vrede en Samenwerking in Europa, om de voornaamste te noemen. Sterker nog: hun optreden heeft het conflict verergerd.
Het begon er mee dat de Verenigde Staten en staten van de Europese Gemeenschap vasthielden aan de eenheid van Joegoslavie op een moment dat de kansen daarop verkeken waren. Daarmee gaven zij een steuntje in de rug van Servie en de Servische strategie van militair geweld. Vervolgens werden er 'onderhandelingen' op gang gebracht tussen de strijdende partijen, onder auspicien van de EG. Vrijwel onmiddellijk werd duidelijk dat met name de Servische leiders deze alleen maar serieus namen als een vertragingstactiek in hun voordeel.
Geen enkele van de tientallen 'wapenstilstanden' die lokaal of voor het hele strijdgebied werden overeengekomen, duurde langer dan het drogen van de inkt waarmee de handtekeningen onder de overeenkomsten waren gezet. De al na een uur kapotgeschoten wapenstilstand voor twee weken die Lord Carrington vorige week voor Sarajevo bereikte, is voorlopig de laatste uit een lange reeks. Het feit dat de EG niettegenstaande de systematische onbetrouwbaarheid van de Servische leiders en het gebrek aan enig positief resultaat, doorgaat met onderhandelen, moedigt de Serviers aan op hun beurt door te gaan met het geweld: ze hebben er uit geleerd dat de EG hen geen strobreed in de weg legt.
Frans-Duitse plannen voor een militaire interventie stuitten eind vorig jaar op een Brits veto, voor ze zelfs maar waren uitgewerkt. Groot-Brittannie is al verwikkeld in een langdurig semi-miltair conflict, in Noord-Ierland. Sinds het vorige zomer zijn garnizoen daar uitbreidde en tegelijkertijd tot een geweldige inkrimping van zijn landmacht besloot (om toch maar vooral kernmogendheid te blijven), beschikt het nauwelijks meer over een reserve die dienst zou kunnen doen op de Balkan.
De interventie die tenslotte wel kwam, speelde geheel in de kaart van de Serviers. De stationering van VN-troepen in de door de Serviers betwiste delen van Kroatie geeft de laatsten de mogelijkheid om alle niet-Serviers uit die gebieden te verdrijven - en dat is precies wat er gebeurt. Hun grote voorbeeld is de peace keeping-operatie van de VN op Cyprus. De blauwhelmen bewaken daar al meer dan twintig jaar de door Turkije bezette noordkant van het eiland, in afwachting van een oplossing die er niet komt. Inmiddels zijn alle niet-Turkse bewoners verjaagd.
Toen het werkelijk onmogelijk werd de Servische agressie als de eerste oorzaak van het conflict te ontkennen, nam men zijn toevlucht tot economische sancties tegen Servie en Montenegro. Het instrument dat zijn waarde zo overduidelijk heeft bewezen bij de acties van de Verenigde Naties tegen Irak, werd nu tegen Belgrado ingezet en met dezelfde successen als in Irak: de machteloze bevolking wordt er door geraakt, de politieke elite en het militaire apparaat hebben er weinig hinder van.
Het al eerder afgekondigde wapenambargo tegen alle strijdende partijen in het voormalige Joegoslavie heeft niet belet dat de partijen die in eerste instantie over vrijwel geen wapens beschikten - zoals Kroatie - in de afgelopen tijd hun achterstand op Servie inlopen. Anders dan in het geval van Irak voorzien de resoluties van de VN dan ook niet in een daadwerkelijke handhaving van dat embargo.
Hoogtepunt van de symbolische interventie vormen de marinepatrouilles die nu door NAVO en WEU worden ondernomen. In de eerste plaats natuurlijk omdat die patrouilles niets, maar dan ook niets mogen doen, behalve signaleren dat een schip met tanks een kleine Joegoslavische haven aan gaat doen.
Dit wapengekletter wordt helemaal belachelijk voor wie zich realiseert dat de enige plaats voor ontscheping van zwaar materieel in Servie-Montenegro de Baai van Kotor is. De toegang daartoe kan met een boot van de Amsterdamse havenpolitie worden beheerst.
Kortom: de bemoeienis van de buitenstaanders heeft er tot nu toe vooral uit bestaan - onbedoeld - olie op het vuur te gieten. Hun misrekeningen zijn op twee factoren gebaseerd: de angst om zich in een wespennest te steken en een verkeerde diagnose van wat er in het voormalige Joegoslavie aan de hand is.
Over dat laatste punt geeft de politicologe Nevenka Tromp-Vrkic in 'Transaktie. Tijdschrift over de wetenschap van oorlog en vrede' (21/1992/2) verhelderende informatie. Toen na Tito's dood en de neergang van het communisme de desintegratie van Joegoslavie zich aankondigde, werd in Servie, in 1986, door vooraanstaande leden van de Servische Academie van Wetenschappen en Kunsten een memorandum opgesteld waarvan men achteraf kan vaststellen dat het de basis vormt van de politieke strategie van Slobodan Milosevic en zijn voormalige communistische partij. Uitgangspunt is dat Servie slachtoffer is geweest van het communistisch regime en dat Kroatie en Slovenie daarvoor verantwoordelijk zijn - omdat zij het er economisch beter hebben afgebracht.
De communistische partij in Servie werd vervolgens 'gezuiverd' en omgebouwd tot een Servisch-nationalistische partij. Het doel daarvan was eerst een Joegoslavie waar Servie de dienst uit zou maken, maar toen dat onmogelijk bleek, een Groot-Servie, thuisland voor alle Serviers binnen en buiten de bestaande grenzen van Servie.
Aanvankelijk was de instandhouding van Joegoslavie daartoe het middel. Toen dat onhoudbaar bleek, werd de Servische strategie gericht op het annexeren van alle gebieden waar Serviers woonden, of die op historische gronden (Kosovo) tot Servie werden gerekend, ook al bestaat de bevolking in meerderheid uit niet-Serviers. Deze strategie wordt vervolgens met wapengeweld nagestreefd en zo lang de Serviers dat succesvol kunnen doen, gaan ze daar mee door.
Marinepatrouilles van NAVO en WEU en luchtbruggen van de VN naar Sarajevo (die net voorkomen dat de overgebleven bevolking de hongerdood sterft alvorens etnisch 'gezuiverd' te worden) doen daaraan niets af. Integendeel: ze sterken de machthebbers in Belgrado in de gedachte dat zij hun gang wel kunnen gaan.
Maar dat brengt de Derde Balkanoorlog dichterbij. Want de struisvogelpolitiek van de huidige 'grote mogendheden' maakt de zaak alleen maar erger. Als het Servische regime zijn zin krijgt, is van vrede helemaal geen sprake.
KERN van de zaak is dat de Groot-Servische politiek is gebaseerd op een onoplosbare paradox. Die politiek eist dat de Servische minderheden buiten het bestaande Servie rechten krijgen die niet-Servische minderheden (en soms meerderheden, zoals de Albanezen in Kosovo) worden ontzegd. De oorlog in Bosnie-Hercegovina dreigt al uit zijn voegen te barsten. In Turkije en het Midden-Oosten wordt de straffeloze verjaging en vervolging van Bosnische moslems opgevat als een antiislamitische kruistocht. Naar verluidt heeft koning Fahd van Saoedie-Arabie niet alleen materiele steun aangeboden om de benarde republiek te helpen, maar ook troepen.
De onderdrukking van de Albanezen in Kosovo leidt op termijn tot militaire wrijvingen, zo niet erger, met Albanie, terwijl de spanningen met Hongarije over de repressie van de Hongaren in de Vojvodina oplopen.
Het volgende kruitvat is Macedonie, een geografisch begrip dat in 168 voor Christus ophield te bestaan als politieke eenheid en nu half in het voormalige Joegoslavie, half in Griekenland en ook nog voor een deel in Bulgarije ligt.
De Grieken vinden dat het eigenlijk Grieks is. De Bulgaren vinden dat het eigenlijk Bulgaars is - de Macedonische taal lijkt het meest op het Bulgaars - en de Serviers willen in ieder geval niet dat een van die twee er iets over te zeggen krijgt. Macedonie zelf is etnisch voldoende verdeeld om een eigen, interne burgeroorlog mogelijk te maken, maar er is ook een nationalistische beweging die vindt dat Grieks-Macedonie eigenlijk bij de nieuwe staat hoort.
Alle ingredienten voor een volledige Derde Balkanoorlog liggen dus op hun plaats en de huidige politiek van VN en EG leidt onherroepelijk tot zijn uitbreken. De internationale brandweer functioneert op de Balkan als pyromaan.
Twee Balkanoorlogen werden deze eeuw al uitgevochten, de derde is in de maak. Tot nog toe wordt het conflict op zijn beloop gelaten door de opvolgers van de 'Grote Mogendheden' - de VN, de EG, de CVSE, om de voornaamste te noemen. Sterker nog, stelt Bart Tromp: hun optreden heeft het conflict verergerd.
- Auteur
- Bart Tromp
- Verschenen in
- Het Parool
- Datum verschijning
- 25-07-1992