De clowns van BV Nederland

HET LIJSTTREKKERSDEBAT begon zaterdagavond veel later dan aangekondigd. Daardoor heb ik voor het eerst van mijn leven iets van de Soundmixshow gezien. Toen de politieke voormannen eindelijk mee mochten doen, lieten zij zich zonder morren tot onderdeel van deze show degraderen. Een citaat van Paul Leautaud over een Zesdaagse in Parijs schoot mij te binnen: 'De halvegaren die zes dagen op een fiets zitten en het tuig dat daarnaar kijkt.'

Toen voor reclame en druktemakerij meer tijd beschikbaar bleek dan voor het debat zelf, hield ik het na een ronde van vijftiensecondenstatements voor gezien. Professor Henri Beunders, mediadeskundige, meende in een terugblik dat Nederland nu de Verenigde Staten was voorbijgestreefd. In zeker opzicht had hij gelijk: een lijsttrekkersdebat als dit is in de VS ondenkbaar. Debatten tussen presidentskandidaten zijn daar grondig voorbereid en dragen een serieus karakter.

In Nederland kan tegenwoordig elke onbenulligheid en platvoersheid worden goedgepraat als een instrument om de kiezer te bereiken. Het vermogen onder zulke omstandigheden het hoogste woord te voeren, kwalificeert de kandidaat tot de geschiktste. Politieke kwaliteiten die er werkelijk toe doen komen niet aan bod, laat staan politieke ideeen of voorstellen. Iedereen wil hetzelfde: meer zorg en meer veiligheid, beter onderwijs, minder files, bureaucratie en (zachtjes) immigranten.

Zo is de verkiezingscampagne er een waarin personen en trucs centraal staan. Lijsttrekkers spannen zich in om zich anders voor te doen dan ze zijn. Daarin leggen ze het vanzelfsprekend af tegen Pim Fortuyn, die nooit iets anders is geweest dan een karikatuur.

Of de professionele - naar het schijnt - campagneleiders bedenken iets nieuws, zoals de PvdA plotseling met tien punten kwam die in de eerste honderd dagen van een nieuwe regering geregeld moeten zijn. Mensen die uit vrije wil naar de Soundmixshow kijken, kun je dit ook wel wijsmaken.

Een aparte bijdrage aan het verkiezingsresultaat van deze partij leverde vorige week nummer zes op de kandidatenlijst, Tineke Netelenbos. In vrijwel elke talkshow en krant kwam ze langs om zich te beklagen over het grote onrecht dat haar was aangedaan. Ze was geen commissaris van de koningin in Noord-Holland geworden, hoewel zij dat toch allang van tevoren had bedisseld! Daarover hadden Provinciale Staten gestemd! En in meerderheid op iemand anders! In plaats van op een van die dun gezaaide bestuurders waar ons land - en dus ook elke provincie - het van moet hebben! Dat ze iemand, let wel: een vrouw, die het Studiehuis heeft ingevoerd en bijna het rekeningrijden; die de Betuwelijn heeft doorgezet en ga zo maar door - dat ze die afdanken met een plaatsje in de Tweede Kamer!

De huidige politiek-ideologische verwarring is uiteindelijk vooral de prijs die achteraf voor de paarse kabinetten moet worden betaald. Die stelling heb ik op 14 maart al op deze plek verdedigd en ze is inmiddels door meer politieke analisten onderschreven. De achtergrond ervan is nu uiteengezet in het pas verschenen Paars en de managementstaat. Het eerste kabinet-Kok (1994-1998) van de politicoloog Jouke de Vries.

Zijn analyse is niet in de laatste plaats interessant door de gesprekken die hij heeft gevoerd met voormalige bewindslieden. Minister Joris Voorhoeve van Defensie vertelt dat hij twee keer zijn ontslag heeft willen aanbieden naar aanleiding van de val van Srebrenica, maar daarvan door Kok en Bolkestein is weerhouden; de schuld berustte bij de Bosnische Serviers, de verantwoordelijkheid bij de Verenigde Naties.

Voorhoeve haalt nog eens aan dat over de hele zaak toen circa 25 uur is gesproken met de Tweede Kamer en dat deze debatten indertijd zijn afgesloten met de goedkeuring van zijn beleid. Niemand heeft het woord aftreden zelfs maar in de mond genomen. Geen wonder, concludeert De Vries: de Kamer had zich vanaf het begin medeverantwoordelijk gemaakt voor dit beleid.

De hoofdthese van De Vries is echter dat de paarse coalitie een voortzetting is geweest van het in 1982 door Lubbers begonnen beleid. Hij loste de verzorgingsstaat af door de 'managementstaat', die een neoliberale politiek paarde aan de pretentie dat de politiek had plaatsgemaakt voor bedrijfsmatige administratie. De Nederlandse staat werd de bv Nederland.

De managementstaat kwam tot volle wasdom toen het CDA kon worden gemist, maar de andere grote partijen meededen. 'Het kabinet wilde daadkracht uitstralen en liet zich door niets en niemand meer tegenhouden, zelfs niet als nieuwe informatie voorhanden was.'

Maar tegelijkertijd is de managementstaat gebaseerd op het ontkennen van wezenlijke politieke verschillen. Deze kunnen in een verkiezingscampagne echter niet worden vervangen door clownerie.

Auteur
Bart Tromp
Verschenen in
Het Parool
Datum verschijning
02-05-2002

« Terug naar het overzicht