De formatie
DE FORMATIE van een nieuw kabinet is het dieptepunt van de politieke democratie in Nederland. Het begint ermee dat de staatsburgers die hun stem hebben uitgebracht op een politieke partij niet weten wat die partij daarna met hun stem gaat doen en daar ook geen invloed op uit kunnen oefenen. Pas na verkiezingen, als de staatsburgers niets meer te vertellen hebben, begint het politiek overleg over de vorming van een nieuwe regering. Waar PvdA, VVD en D66 al voor de verkiezingen de bestaande coalitie voort wilden zetten, is het onbegrijpelijk waarom zij toen niet al een regeerakkoord hebben gesloten, met daarin strijdpunten waarover kiezers zich hadden kunnen uitspreken.
De onderhandelingen over een regeringsprogramma na de verkiezingen hebben nu een document van ongekende lengte opgeleverd, nagenoeg drie keer zo lang als het ook al omvangrijke regeerprogramma van het eerste kabinet-Kok. Nu is het onvermijdelijk dat een parlementair kabinet gebaseerd is op een aantal programmatische uitgangspunten die door de fracties van regeringspartijen onderschreven zijn. Dat is echter wat anders dan het opstellen van een programma dat soms tot in details voor vier jaar vastlegt wat bewindslieden moeten gaan doen.
In dit opzicht is het inhoudelijk regeerakkoord weinig minder dan een ramp. Net als de verkiezingsprogramma's is het een onsamenhangende opeenstapeling van meestal in ondoorgrondelijk slecht Nederlands vervatte voornemens, afgezien van financiele kaders. Deze zijn echter voor een niet gering deel zeer dubieus. Dat de Nederlandse bijdrage aan de Europese Unie verminderd kan worden en dat algemene 'efficiency'-kortingen op overheidsuitgaven werkelijk de berekende opbrengsten opleveren, is uiterst onwaarschijnlijk.
De veel gehoorde klacht dat een zo gedetailleerd 'dichtgetimmerd' inhoudelijk regeerakkoord de Tweede Kamer, althans de regeringspartijen die er de meerderheid uitmaken, buitenspel zet, is in principe juist. Maar de onbehoorlijke omvang en de warrige formuleringen van dit document hebben twee averechtse effecten. In de eerste plaats ontbreekt het het nieuwe kabinet aldus aan een heldere algemene politieke lijn. In de tweede plaats nodigt het regeerprogramma uit tot een eindeloze reeks politieke meningsverschillen over de interpretatie van de tekst.
Op vier centrale thema's worden zo verkeerde, maar nooit als zodanig gemaakte keuzen, doorgezet. De economische vernieuwing van Nederland wordt verder gezocht in 'Nederland distributieland', wat enorme kosten en lage opbrengsten garandeert. De verwaarlozing van het publieke domein, inclusief onderwijs en onderzoek, wordt voortgezet. Van een enigszins heldere politiek ten aanzien van de positie van Nederland in de Europese Unie en ten aanzien van Europa in het algemeen is geen sprake. De hervorming van de verzorgingsstaat blijft gaan in de desastreuze richting van ondoordachte privatiseringen.
Het tweede deel van de formatie speelt altijd meer tot de verbeelding, omdat het zo concreet is: 'de poppetjes'. Op zich wekt het verbazing dat volwassen mensen bereid zijn vier jaar (goedbetaalde) dwangarbeid te verrichten op basis van een programma waarover ze niks te zeggen hebben gehad. Belangrijker is de constatering dat bij de aanwijzing van bewindslieden en staatssecretarissen de kiezer volkomen buitenspel staat.
Terwijl de kandidatuur voor de Tweede Kamer zowel aan het oordeel van partijleden als dat van de kiezer is onderworpen - hoe afstandelijk in feite ook - is de aanwijzing van bewindslieden een volstrekt ondoorzichtig proces, waarvan noch duidelijk is wie bij de keuze is betrokken, noch op grond waarvan deze geschiedt. Algemeen maakt de gemeenplaats opgang dat het in de politiek meer gaat om personen dan om ideologieen. Maar de partijen die daarmee instemmen (D66 voorop) hebben geen enkele poging gedaan om die gemeenplaats ook enigszins onderdeel te maken van het democratisch proces. Toch stond het hun geheel vrij om voor de verkiezingen duidelijk te maken welke kandidaten ze voor welke posten beschikbaar wilden stellen.
Van een openbare verantwoording van de keuze van bewindslieden is in Nederland noch in partijverband, noch in de volksvertegenwoordiging sprake. Deze onbegrijpelijke lacune in de politieke democratie is inmiddels stuitend. De staatsburger kan alleen maar raden waarom wie op welke plaats benoemd wordt.
Bij de aangewezen VVD-bewindslieden is dat raadsel in het algemeen oplosbaar. De meeste ministerszetels en staatssecretariaten zullen worden bezet door politici die zich ofwel op andere departementen als bestuurder hebben bewezen, ofwel door hun parlementaire prestaties voor zo'n positie hebben gekwalificeerd.
In mindere mate geldt dat ook voor D66 . Wonderlijk daarentegen is het echelon dat de PvdA inbrengt. Net als vier jaar geleden is hier sprake van paniekvoetbal geweest. Twee factoren speelden daarbij een rol. De eerste is de angst van Kok voor tegensprekers. Het siert fractievoorzitter Melkert dat hij die angst met de voordracht van Peper en De Vries heeft bezworen, al hebben beiden de laatste jaren niets nagelaten om zich bij de aanvoerder van de lijst-Kok bemind te maken.
Het tweede probleem is het vrouwenprobleem. De PvdA vindt dat veel vrouwen in haar deel van het kabinet moeten zitten. Net als vier jaar geleden bewijst die partij de emancipatie van vrouwen daarmee een slechte dienst. Duidelijk is nu dat de PvdA een beleidsterrein waarvoor ze een vrouw voordraagt niet belangrijk vindt. Van de vijf vrouwen die de PvdA vier jaar geleden als staatssecretaris of minister voordroeg, is niemand geslaagd en keren vier niet in de regering terug. De vijfde, Netelenbos, blijft tot grote opluchting van de onderwijswereld niet op dat departement, maar wordt 'omdat er een vrouw bij moet' minister van verkeer en waterstaat.
Mevrouw Adelmund, mislukt als partijvoorzitter, en ondanks haar in het oog lopende falen als Kamerlid sinds zij die functie met het voorzitterschap van de partij combineerde, wordt staatssecretaris voor het (basis)onderwijs, een terrein waarvan ze niets weet, terwijl ze niet over aantoonbare bestuurlijke bekwaamheden beschikt. Het beste dat men van deze benoeming kan hopen is dat ze zelf basisonderwijs ondergaat, zodat ze zich in enigszins begrijpelijk en correct Nederlands kan uitdrukken.
Een manier om posten in het kabinet te vullen is om ze louter te recruteren uit parlementsleden, zoals in Groot-Brittannie. Dat is in Nederland wel politiek mogelijk, maar niet staatsrechtelijk noodzakelijk. Wat wij nu echter zien is dat hoge bestuurlijke ambten als commissaris van de koningin en burgemeester van een (grote) stad dienst doen als parkeerplaats voor (mogelijke) bewindslieden. Het komt me voor dat dit zou moeten leiden tot een serieuze discussie over de vraag of zulke ambten niet beter kunnen worden afgeschaft, maar dat zal wel een te gedurfde bestuurlijke vernieuwing zijn voor dit kabinet.
- Auteur
- Bart Tromp
- Verschenen in
- Het Parool
- Datum verschijning
- 01-08-1998