De geest van Pim

De geest van Pim

 

Volgende week verschijnt een eigenaardig boek van de hand van socioloog Dick Pels: De geest van Pim; het gedachtegoed van een politieke dandy, bij mijn weten de eerste serieuze studie over het verschijnsel Pim Fortuyn. Deels brengt Pels de ideologische ontwikkeling van Fortuyn in kaart, van marxist in de jaren zeventig tot sociaal-democraat in de jaren tachtig, gevolgd door een neoliberale fase en aan het slot ‘ verlichtingsfundamentalisme’ en ‘spruitjesnationalisme’.

Voor een ander en groter deel gebruikt hij wat hij optekent bij Fortuyn als ondergrond voor eigen bespiegelingen over de ontwikkeling van meer op personen gerichte vormen van democratie en van de wijze waarop ‘de logica van de media’ politiek zo niet van karakter dan toch van vorm doet veranderen. In dit opzicht doet het boek denken aan zijn eerdere Het democratisch verschil; Jacques de Kadt en de nieuwe elite (1993). Ook daar dienden de ideeën van Jacques de Kadt vooral als opstapje om Dick Pels zelf aan het woord te laten.

Dat dit boek is geschreven, ligt aan de spectaculaire wijze waarop Fortuyn (ook Pels gebruikt diens artiestennaam, in plaats van ‘Fortuijn’, zoals Pim echt heette) vorig jaar de politiek binnentrad en de even spectaculaire wijze waarop hij er kort daarna weer uit verdween. ‘Door die dramatische gebeurtenissen kreeg het gedachtegoed van deze niet zo uitzonderlijke Hollandse intellectueel (die wel een uitzonderlijke publieke performer was) een lading en betekenis die zij anders nooit gekregen zou hebben,’ legt de auteur aan het begin uit.

Hij vindt zelfs dat Fortuyn in meer dan één opzicht op Jacques de Kadt lijkt. Dan doelt hij vooral op een zekere parallellie in politieke ontwikkeling. De Kadt begon als communist, werd daarna radicaal socialist en vervolgens sociaal-democraat, om zijn leven te eindigen als liberaal individualist, een positie die Pels ook uit het ‘gedachtegoed’ van Fortuyn wil redden.

Zelf ziet hij het gevaar van deze denkbiografie: dat hij Fortuyn een grotere intellectuele consistentie toedicht dan op grond van zijn uitlatingen gerechtvaardigd is. Aan dat gevaar is hij inderdaad niet ontsnapt. Hij spreekt van ‘het krukkige taalgebruik’ van Fortuyn, constateert dat deze een spreker was, niet een schrijver, maar gaat dan toch met een dodelijke ernst de teksten van Fortuyn ontleden. Maar Pim Fortuyn als politiek denker verhoudt zich tot Jacques de Kadt zoals Toon Hermans zich als dichter verhoudt tot Herman Gorter.

In mijn ogen is Fortuyn altijd braaf meegelopen in het heersende politieke klimaat, terwijl hij luidruchtig betoogde dat hij de eerste en enige was die het had voorspeld. Pels geeft daarvan vele voorbeelden, maar gaat verder vaak omgekeerd te werk. Dan heet het dat die en die eigenlijk hetzelfde zei of vond wat Pim al had gezegd. Zo krijg ik te horen dat mijn kritiek op de paarse coalitie overeenkwam met die van Pim, alsof Fortuyn niet in eerste instantie Paars prachtig vond, op een moment dat ik er al krachtig afstand van nam.

Maar ja, in dit boek is mij de rol van ‘anti-Fortuyn’ toebedeeld, en als het zo lees, kan ik niet ontkennen dat ik die rol met een zeker talent heb gespeeld.

Pels plaatst Fortuyn in wat hij ‘de politieke bohème’ noemt, ‘een schemergebied van ideologisch radicalisme en politiek nonconformisme, waarin de vermeende extremen van links en rechts elkaar raken. Als voorbeelden noemt hij Oscar Wilde, Georges Sorel, Hendrik de Man, natuurlijk De Kadt, maar ook Benito Mussolini, die immers als linkse socialist en schrijver begon. Typerend voor de politieke bohème acht hij de nadruk op de esthetische en emotionele kanten van de politiek, op politieke stijl. In de huidige tijd betekent dat een politieke stijl die past in de logica van de televisie. Zo wordt Fortuyn ‘ een SBS 6-versie van de vooroorlogse radicale Jacques de Kadt’.

Het is knap gevonden, en zijn opzichtige politieke stijl verklaart zeker grotendeels het succes van Fortuyn. Maar in de beschouwingen van Pels komt niet ter sprake wat dit zou hebben betekend als Fortuyn niet was doodgeschoten, maar voor het eerst in zijn leven politieke verantwoordelijkheid had moeten dragen. Pas dan zou het mogelijk zijn geweest hem als politicus te beoordelen, in plaats van als showfiguur.

Auteur
Bart Tromp
Verschenen in
Het Parool
Datum verschijning
25-09-2003

« Terug naar het overzicht