De geheimtaal van de strateeg
LANG geleden ontmoette ik een partijleider die razend van woede terug kwam van zijn partijcongres. Er waren daar besluiten genomen die werkelijk nergens op sloegen, legde hij uit. Maar zo zijn partijcongressen - en dat was ook niet de werkelijke oorzaak van zijn woede.
Het was eind jaren zeventig en het ging dus over de 'kruisraketten'. Zo zijn zij in het Nederlandse politieke debat gaan heten, hoewel het helemaal geen raketten waren (en zijn), maar onbemande vliegtuigjes. Vijf jaar eerder, bij de discussie over de opvolging van de Starfighter, introduceerde de CPN (die toen nog bestond) het begrip 'atoomstraaljager'. Ook dat was een nonsensicale term, want de mogelijke opvolgers van F104 waren net zulke straaljagers als hun voorganger, alleen duurder en beter. Toch zal van dat woord 'atoomstraaljager' op zich al een dreigende werking uit zijn gegaan, net als van het woord 'raketten'. Een raket is nu eenmaal erger dan een vliegtuig als het om oorlog gaat, dat voelt iedereen met zijn klompen aan.
De woede van de partijleider betrof echter iets anders. Pas na afloop van het debat had hij gemerkt dat zijn voornaamste opponent - inmiddels dankzij zijn optreden al jaren lang lid van de Tweede Kamer - er niet het flauwste benul van had gehad dat de Sovjetrussische SS-20 raket (wel een echte raket) mobiel was en ook niet begreep wat dat militair-technisch en politiek voor consequenties had.
Wat uit deze anekdotische herinnering naar voren komt is dat woorden er in de politiek iets toe doen. Zij zijn aanduiding van begrippen, van 'standen van zaken' (zoals moderne wetenschapsfilosofen het noemen). Zij zijn - zeker in de politiek - vaak afkortingen voor gecompliceerde processen of gebeurtenissen.
Elk terrein van activiteiten heeft een eigen geheimtaal, dat denigrerend 'jargon' wordt genoemd. Dat geldt voor timmerlieden evengoed als voor piloten of sociologen. De term 'columnist' is zelf een voorbeeld van een bepaald jargon, in dit geval dat van de journalistiek. Letterlijk slaat de term 'column' alleen maar op een artikel dat precies een kolom van beneden naar boven op een krantenpagina beslaat.
Het 'Lexicon politiek-militair-strategische termen' verscheen voor het eerst in 1979; een geheel herziene tweede druk kwam uit in 1984. Beide edities waren uiteraard zeer gebonden aan de toen bestaande politieke verhoudingen en dat waren die van de Koude Oorlog. Het is dus niet verwonderlijk dat eind 1992 een geheel nieuwe derde versie van het Lexicon verscheen, want de tijden zijn ingrijpend veranderd. Dat vertaalt zich aan de ene kant in een relatief geringere aandacht voor militair-technische onderwerpen. Voor de politieke verhoudingen na de Koude Oorlog lijkt militaire hardware minder van gewicht dan inzicht in al die formele en informele samenwerkingsverbanden tussen staten, waarvan tot voor kort werd gedacht dat ze oorlog, of wat daar maar al te veel op lijkt, zouden uitsluiten.
Het is niet gemakkelijk een lexicon over deze thema's samen te stellen. Zij zijn immers uiteenlopend van aard. Het is een ding om uit te leggen wat een kruisvluchtwapen is, wat de Pughwashbeweging en wat de Raad van Europa. Dan gaat het om nogal feitelijke informatie, die niet voor tweeerlei uitleg vatbaar is. Moeilijker wordt het al bij een lemma als 'toevallige oorlog', wat nu eenmaal geen reguliere term uit het strategisch jargon is. De begeleidende tekst is bevredigend, maar ik vroeg mij wel af waarom hier niet werd verwezen naar literatuur, met name naar het indertijd door Daniel Frei in opdracht van de Verenigde Naties uitgevoerde onderzoek naar de waarschijnlijkheid van een per ongeluk uitgebroken nucleaire oorlog. Kennisname daarvan had indertijd honderdduizenden betogers 'voor vrede' gezellig thuis kunnen houden, zodat zij misschien de straat waren opgegaan nu er in Europa werkelijk oorlog wordt gevoerd en honderdduizenden andere mensen van huis en haard zijn verdreven, als ze al zijn niet vermoord of verkracht.
De verwijzingen naar 'verdere literatuur' maken overigens vaker een enigszins willekeurige indruk, evenals de afwezigheid ervan. Het zwakst is het lexicon als het gaat om politiek-ideologische fenomenen als 'marxisme', 'liberalisme' of 'socialisme'. Het is niet duidelijk waarom zulke lemma's zijn opgenomen. Te meer omdat de informatie over moderne wapensystemen en alles wat daaraan vast zit, best wat scheutiger had gekund.
Dit is een goede, en in Nederland eigenlijk onmisbare gids, als het gaat om feitelijke informatie over militair-technische en politiek-strategische onderwerpen, ondanks bovengenoemde bezwaren. De waarde van het lexicon daalt echter als het niet gaat om de beschrijving van de inhoud van internationale verdragen en van de werking van bepaalde wapensystemen. Bij een volgende editie mag men ook hopen op een meer evenwichtige en minder willekeurige keuze van onderwerpen en van verwijzingen naar verdere literatuur.
K. A. Nederlof: Lexicon politiek-militair-strategische termen. Bohn Stafleu Van Loghum. ISBN 90 313 1487 0. f 48,00
- Auteur
- Bart Tromp
- Verschenen in
- Het Parool
- Datum verschijning
- 13-02-1993