De heilige Bertolt
HONDERD JAAR geleden is Bertolt Brecht geboren en de herdenking daarvan bevalt me niks. Het begint er al mee dat ik moet uitleggen dat Brecht (1898-1956) schrijver was, vooral geroemd om zijn politiek geengageerde toneelstukken die al jaren niet meer worden opgevoerd, principieel communist, dichter en toondichter van twee muziek-dramatische meesterwerken: Driestuiversopera en Mahagony, beide getoonzet door Kurt Weill.
Voor zover Brecht in Duitsland en Nederland is herdacht, gebeurde dat door hem te castreren. Pijnlijk, en nog eens pijnlijk in het figuurlijke: hij werd gevierd om precies datgene wat hij veroordeelde. Zijn werk werd teruggebracht tot aangename satire, geschikt als amusement voor degenen die erdoor op de korrel worden genomen, zijn gedichten werden opgevoerd als algemeen menselijke soho-li-daha-ri-teiheitsliederen.
Zelf formuleerde Brecht rare theorieen over toneel en opera. Toneel moest 'vervreemden', dat wil zeggen: de toeschouwers niet in staat stellen zich met de hoofdrolspelers en hun problemen te identificeren. Zijn 'episch theater' was er slechts op gericht te laten zien hoe de wereld in elkaar zat. Nog harder ging Brecht tekeer tegen de 'kulinarische Opera', waarvan onderwerp en muziek tegemoet kwamen aan de emotionele en culturele behoeften van het publiek. Dat zouden mores geleerd moeten worden!
Sinds John Fuegi's biografie van Brecht, The Life and Lies of Bertolt Brecht (1994), weten wij dat Tucholsky indertijd helemaal gelijk had met zijn vraag: 'Het is van Brecht? Maar wie heeft het dan geschreven?' Dat waren zijn vriendinnen, die er echter geen geld noch eer aan overhielden. Van de hedendaagse (niet zelden vrouwelijke) Brecht-liefhebbers krijgen die nu te horen: dan hadden jullie maar beter moeten uitkijken.
De liefhebbers van juist die delen van het verzameld werk (ooit twintig delen bij Suhrkamp Verlag - in de nieuwe editie zijn de namen van die vrouwen weer weggelaten) troosten zich vervolgens met de gedachte dat wat zij mooi vinden, niet op het conto staat van de weerzinwekkende man uit Augsburg.
Want weerzinwekkend was hij, en niet alleen in zijn persoonlijk leven en gedrag: laf en hypocriet. Toen zijn vriendin Karola Neher (de eerste Polly Peachum in de Driestuiversopera) in 1933 voor Hitler naar de Sovjet-Unie vluchtte en in 1937 in Stalins Grote Terreur omkwam, hield Brecht daar zijn mond over. Hij bleef publiceren in het door Moskou betaalde tijdschrift Das Wort. Het beroemde gedicht over de arbeidersopstand van 17 juni 1953 in de 'Deutsche Demokratische Republik', die met Sovjet-Russische tanks werd neergeslagen, het gedicht waarin Brecht het communistische regime aanried een ander volk te kiezen om over te heersen, kwam pas na zijn dood boven water. Zijn kapitaal sloeg de anti-kapitalist op in een Zwitserse bank.
Van de vroege DDR werd Brecht huiskunstenaar. Zijn Berliner Ensemble specialiseerde zich onder zijn wettige echtgenote (en daarna weduwe) in het opvoeren van 'authentieke' Brecht-vertolkingen en is daarmee doorgegaan tot de val van de Muur. Dit kwam neer op het dragen van water naar de zee.
De beste toneelstukken van Brecht vallen in twee categorieen. De eerste categorie is vormingstheater, maar dan op hoog niveau. Mijn favoriet is De heilige Johanna van de slachthuizen, waarin Brecht (of een van zijn vrouwelijke tekstschrijfsters) kordaat een tekenfilmbeeld van het Amerikaans kapitalisme oproept. Het is, net als Costa-Gavras' film Z (uit 1966, over een mogelijke staatsgreep in Griekenland), een prachtig tendensstuk. Maar zo'n stuk is politiek en artistiek alleen maar doeltreffend in de wereld waartegen het zich keert, een wereld die zich erdoor geraakt weet.
Daarom was het onzin de anti-kapitalistische stukken van Brecht in de DDR op te voeren. De inspanningen van het Berliner Ensemble deden denken aan de fameuze opmerking van paus Pius XII tegen bondskanselier Adenauer, toen deze Zijne Heiligheid de verdiensten van het christendom wilde uitleggen: 'Aber Herr Bundeskanzler, ich bin schon katholisch.'
In de tweede categorie heeft Brecht de greep op de politieke strekking verloren. Leben des Galilei is daarom zijn meesterwerk - het heeft geen voorgeprogrammeerde tendens en conclusie.
Wie Brecht nu heilig verklaart als politiek geengageerd kunstenaar, kan echter niet heen om de kern van dat engagement en de gruwelijke vorm die het heeft aangenomen, bijvoorbeeld in het 'leerstuk' Die Massnahme.
Daarin brengt een jonge communist door zijn ijver, zijn medelijden, zijn ethische zuiverheid, kortom: zijn menselijkheid 'de zaak' (het revolutionaire werk in China) ongewild in gevaar. Oog in oog met de gevolgen van wat hij met de beste bedoelingen heeft bewerkstelligd, stemt hij in met de oplossing die de partij hem biedt en laat hij zich 'im Interesse des Kommunismus' door de communistische 'Agitatoren' doodschieten. Waarop het koor het stuk besluit met het lied Lob der Partei (dat later door Ulrike Marie Meinhof herschreven werd tot Lob der RAF).
De marxistische filosoof George Lukacz kritiseerde het stuk omdat 'strategisch-tactische problemen van de partij' erin verengd zouden zijn tot 'ethische vraagstukken'. Juister lijkt het oordeel dat dit de ultieme artistieke bejubeling is geweest van het twintigste-eeuwse totalitarisme. Over de Brecht die dit stuk schreef, heb ik bij die herdenkingen niets vernomen.
- Auteur
- Bart Tromp
- Verschenen in
- Het Parool
- Datum verschijning
- 18-02-1998