De informatie, het geld en de charme van Beaverbrook
ZONDER TWIJFEL is Max Aitken (1879-1964; vanaf 1918 Lord Beaverbrook) een fascinerende figuur in de Britse geschiedenis. Voor de Britten zelf is hij dat vooral omdat hij er zo succesvol in slaagde als buitenstaander door te dringen tot de top van de Britse elite. Dit is ook wat zijn laatste biografen verbijstert. Het zegt meer over het gesloten karakter van het Britse statusen klassestelsel dan over Beaver- brook.
Dat een 'gewone jongen', die nog niet eens in Engeland was geboren, 'Peer of the Realm' werd, krantenmagnaat, gevierd society-man en omstreden politicus, die nochtans in twee wereldoorlogen deel uitmaakte van het kabinet, dat is in GrootBrittannie nog altijd opzienbarend nieuws. Omstreden is Beaverbrook daarbij altijd geweest en gebleven. Clement Attlee, de latere Labourpremier, die hem meemaakte in Churchills oorlogskabinet, noemde hem de enig werkelijk slechte mens die hij kende. Lloyd George, premier vanaf 1916 mede dankzij Beaverbrooks intriges, constateerde in 1918 dat 'no man in any party trusts Max'. Daarin had hij groot gelijk. Zijn hele leven stond Beaverbrook aan het hoofd van een eenmanspartij. Zijn machtsmiddelen waren geld, informatie en charme. Rudolf Hess, met wie hij sprak na diens dolzinnige vlucht naar Groot-Brittannie in 1941, deelde hem mee dat Hitler (die hij in de jaren dertig had ontmoet) hem graag mocht. Dat was nog voor Beaverbrook in de tweede helft van de jaren dertig de meest uitgesproken voorstander van appeasement met Hitler werd. Hij bleef dat toen de oorlog al was uitgebroken.
Uit de laatste biografie komt naar voren dat Beaverbrook zich in de winter van 1939-1940 eigenlijk schuldig maakte aan hoogverraad, door in alle ernst besprekingen te voeren over een campagne om de regering-Chamberlain ten val te brengen en te vervangen door een pro-Hitler-regime onder leiding van de hertog van Windsor. Een half jaar later leverde hij als minister van vliegtuigproduktie en lid van het oorlogskabinet een wezenlijke bijdrage aan het stand houden van Groot-Brittannie tegen Hitler.
Een zo kleurrijk figuur vraagt erom beschreven te worden, en het boek van Chisholm en Davie is dan ook niet de eerste biografie van Beaverbrook (maar zonder twijfel wel de beste). De eerste biografie werd geschreven bij Beaverbrooks leven, en wel door Tom Driberg, de extreem-linkse socialist die hij de roddelrubriek voor de Daily Evening liet schrijven. Driberg was een volstrekt onbetrouwbare man, die steeds weer in opspraak dreigde te komen vanwege zijn grove homoseksualiteit; later werd hij lid van het Lagerhuis voor Labour en nog weer later life-peer. Na zijn dood bleek hij zowel voor de KGB als voor de CIA te hebben gewerkt. De biografie die hij schreef was in concept weinig vleiend en in veel opzichten vals. Maar tegen Beaverbrook was Driberg niet opgewassen. Die slaagde erin Driberg zo in de tang te nemen dat deze alle naargeestige onthullingen over zijn voormalige werkgever schrapte, zonder dat iemand daarvoor naar Beaverbrook kon wijzen.
Laat in zijn leven raakte Beaverbrook bevriend met de onconventionele historicus A. J. P. Taylor, die het in politiek opzicht altijd volstrekt met hem oneens was geweest. Taylor viel voor Beaverbrooks charmes, en dat ging zover dat hij na Beaverbrooks dood een omvangrijke biografie aan hem wijdde, geschreven in die eigenaardige mengeling van ironie en naareviteit waarop Taylor het patent had. Het werd geen hagiografie, maar een werkelijk kritische biografie is dit toch ook niet te noemen.
Beaverbrook, zelf een niet onverdienstelijk politiek historicus, organiseerde al van jongs af aan zijn archieven met als doel zijn versie van de gebeurtenissen te ondersteunen. Zo was hij niet alleen ten nauwste betrokken bij de val van minister-president Asquith in 1916, maar zorgde hij er ook voor zoveel mogelijk documenten daarover - zoals de brieven van Asquiths dochter - in zijn bezit te krijgen. Hij wilde niet alleen geschiedenis maken, maar deze ook schrijven.
Max Aitken werd op 25 mei 1879 in Canada geboren, zoon van een Schotse dominee die vanwege een kerkscheuring naar de andere kant van de Atlantische Oceaan was uitgezonden. Hij was klein van gestalte, met een enorm hoofd, en hij legde vanaf zijn jeugd een enorme energie aan de dag, die gepaard ging met het vermogen mensen te charmeren en te manipuleren. Zijn eerste werkgever zei later dat hij na een maand niet meer wist of Aitken voor hem werkte, of hij voor Aitken. Aitken begon met het verkopen van verzekeringen, maar verbreedde al snel zijn activiteiten naar onroerend goed, aandelen in spoorwegen, bouw, noem maar op. Al vroeg had hij een stijl van werken ontwikkeld die hij zijn hele leven trouw zou blijven. Staande achter een lessenaar dicteerde hij brieven en opdrachten aan zijn secretaresses en staf, snel, beknopt en terzake. In 1909 zette hij de kroon op zijn werk door een fusie tot stand te brengen tussen de belangrijkste cementindustrieen van Canada.
De wijze waarop hij dit bijna-monopolie organiseerde verdoezelde hij met een wirwar van manoeuvres, waaruit zijn biografen tachtig jaar later toch genoeg wijs kunnen worden om aannemelijk te maken dat fraude, bedrog en oplichting de noodzakelijke ingredienten waren van deze coup, die de dan al vermogende Aitken voor de rest van zijn leven multi- miljonair maakte.
Nieuwe carriere
Onmiddellijk daarna begon Aitken een nieuwe carriere aan de andere kant van de Atlantische Oceaan. Hij was een vurig aanhanger van het Britse Imperium; dit vertaalde zich in sterke steun voor de vleugel in de Britse Conservatieve Partij die streefde naar tariefmuren daaromheen. De aanvoerder van die vleugel was Joseph Chamberlain geweest, en na zijn dood Andrew Bonar Law, net als de 21 jaar jongere Aitken van oorsprong een Canadese zakenman. Bonar Law was verder in alles zijn tegendeel: bescheiden, standvastig en zorgvuldig. Aitken zocht en won zijn vriendschap, en ook die met Rudyard Kipling, de literator en profeet van het Empire. Mede dankzij hen slaagde Aitken erin kandidaat voor de Conservatieve Partij in Ashton (Lancashire) te worden toen hij nog niet eens Brits staatsburger was, en bij een tussenverkiezing in 1910 in het Lagerhuis te worden gekozen. Zes maanden later waarin hij weinig indruk als politicus had gemaakt, werd hij in de adelstand verheven. De enige reden daarvoor lijken zijn giften aan de partij te zijn geweest.
In deze tijd begon Aitken uit te kijken naar een krant. Niet omdat hij in journalistiek als zodanig was geinteresseerd en ook niet om zo nog meer geld te verdienen. Hij zag er een bron van politieke macht in. Zijn grote voorbeeld was Lord Northcliff, die zijn titel had te danken aan de manier waarop hij van de Daily Mail een massakrant had gemaakt. Daarmee wist hij de publieke opinie - bij ontstentenis van andere media als radio en televisie - effectief te bespelen. Uiteindelijk zou Aitken drie kranten bezitten: de Daily Express, de Sunday Express en de Evening Standard.
Aitken zag 1911 zijn vriend Bonar Law tot leider van de Conservatieven verkozen, maar toen de wereldoorlog uitbrak werd hij weer Canadees en oefende een even ongebruikelijke als buitengewone invloed uit als zaakwaarnemer van de Canadese troepen in Vlaanderen. De liberale regering stond al die tijd onder leiding van Herbert Asquith. Naarmate het slechter ging met de oorlog kwam deze steeds meer onder vuur te lig- gen. Niet in de laatste plaats van leden van het kabinet als de geduchte Lloyd George.
Aitken hielp hem: hij wilde Bonar Law aan de macht helpen, en Asquith vervangen door een eerste minister die de oorlog wel zou kunnen winnen. Wat volgde was wat Beaverbrook zelf in 1934 'het belangrijkste wat hij had gedaan' noemde, en wat hij omschreef als een 'eerlijke intrige'. Kern daarvan was dat hij Bonar Law, de conservatief, en Lloyd George, de liberaal, bij elkaar bracht. Tezamen brachten zij Asquith ten val. Twee dagen daarna werd Aitken in de adelstand verheven, ondanks de bezwaren van de koning die niet vond dat de publieke verdiensten van Aitken daartoe strekten. Lloyd George en Bonar Law, nu eerste minister en plaatsvervangend eerste minister, meldden de koning dat de beslissing al aan de betrokkene en zijn kiesdistrict was meegedeeld, waarop de koning met tegenzin zijn handtekening zette en sir Max Aitken de eerste Lord Beaverbrook werd.
Mooi was dit alles niet, en Aitken had liever Bonar Law als eerste minister gezien. Maar de energieke en dynamische Lloyd George was de juiste man op de juiste plaats, en dat was Asquith niet meer. Niet veel later werd Beaverbrook minister van informatie, een nieuwe, op maat geschreven functie - die hij combineerde met de leiding over zijn kranten. Hij eiste het monopolie op alle voorlichting en infor- matieverschaffing door de regering. Dat zou hem de machtigste bewindsman na de premier hebben gemaakt. Maar zover kwam het natuurlijk niet, en hij verstrikte zich in onophoudelijke controversen met andere ministeries.
In oktober 1918 trad hij af. Na de oorlog intrigeerde Beaverbrook verder in de politiek' met als grote doel Bonar Law eerste minister te maken. Dat lukte in 1922, maar als hij daarna op een ministerspost mocht hebben gerekend, werd hij teleurgesteld Bonar Law bleek bovendien geen sterk regeringsleider, en al snel openbaarden zich ziekteverschijnselen die na stelselmatig verkeerde diagnoses op keelkanker betrekking bleken te hebben. Opgelucht legde de uitgeputte Bonar Law zijn functies neer. De zes maanden die daarop volgden laten Beaverbrook in menselijk opzicht van zijn beste kant zien.
Hij stelde alles in het werk om het zijn stervende vriend naar de zin te maken, en hij bleef bij hem tot het eind. Bonar Laws laatste woorden waren aan Beaverbrook gericht: 'You are a curious fellow'.
Met de dood van Bonar Law (die werd opgevolgd door de door Beaverbrook verafschuwde Stanley Baldwin) verloor Beaverbrook zijn ankerplaats in de Conservatieve Partij. Die zou hij anders ook wel kwijt zijn geraakt, daarvoor was te zeer zijn eigen man. Zijn oude vriend Churchill viel hij aan omdat deze als minister van financien aan de gouden standaard vast- hield, en met Kipling kwam het tot een breuk over de onafhankelijkheid van lerland, die Beaverbrook met alle middelen die hem ten dienste stonden ondersteunde. Churchill stelde ooit dat Beaverbrooks positie op drie poten rustte: hemzelf, zijn krant en Bonar Law. Toen de laatste er niet meer was, was Beaverbrook op de eerste twee aangewezen. Verder grossierde hij in talrijke buitenechtelijke affaires, die zich vooral afspeelden in de wereld van landhuizen, dure reizen en hotels, en champagne, zijn lievelingsdrank en dus ook die van zijn gasten. Dit is de wereld die onsterfelijk is gemaakt in de vroege romans van Evelyn Waugh, in sommige (Scoop) waarvan Beaverbrook herkenbaar is opgevoerd ('Lord Copper', eigenaar van de Daily Beast).
Tot aan het begin van de eeuw hadden dagbladen een beperkte oplage en waren zij vaak van geheime subsidies van politieke partijen afhankelijk. De eerste van de grote 'press lords', Northcliffe, sloeg met zijn Daily Mail een heel andere kant in: die van een winstgevende massakrant. In plaats van dat kranten afhankelijk waren van politici, kwam het nu andersom te liggen, zeker zolang er nog geen andere massamedia bestonden. Dit was de machtspositie van waaruit Beaverbrook zijn krantenimperium als een veldheer leidde. Er was geen sprake van dat de redacties en de hoofdredacteuren ook maar enige onafhankelijkheid genoten. Soms vanuit zijn kantoor in Fleet Street, maar meestal vanuit zijn landhuis buiten London, dicteerde Beaverbrook hoe de hoofdartikelen eruit moesten zien en waar de verslaggeving het accent op moest leggen; welke zaken tot de proporties van een schandaal moesten worden opgevoerd en welke met de mantel der liefde moesten worden bedekt.
Ook in het kleine was hij een dictator, die zich razend kon maken om het gebruik van het woord 'komma' in de getelegrafeerde artikelen van correspondenten uit het buitenland, omdat 200 daarvan meer dan drie pond extra kostten, zoals hij voorrekende. Naar buiten toe hield hij echter de schijn op dat hij zich met de inhoud van zijn kranten in het geheel niet bemoeide. Beaverbrook was een even eigenzinnig als eigengereid politicus, maar van enige consistentie in zijn opvattingen is niets te bespeuren, behalve een sentimentele liefde voor het Britse Imperium, waaronder hij eigenlijk alleen het Verenigd Koninkrijk en de blanke dominionsverstond.
In 1929 begon hij met zijn kranten zijn grootste politieke campagne, de Empire Crusade. Min of meer gesteund door Lord Rothermere, de andere grote persmagnaat, broer en erfgenaam van Northcliffe, begon Beaverbrook een ware veldtocht om door middel van de publieke opinie de conservatie- ven en de regering te dwingen een imperiaal tarief in te stellen en zo in het Imperium een gemeenschappelijke markt te scheppen. Dit project was economisch en financieel nog even dwaas als het twintig jaar eerder was geweest. Noch in Groot-Brittannie, noch in Canada vond het steun, wat Beaverbrook ook deed. Zo fanatiek stelde hij zich voor dit ideaal, dat sommigen vreesden dat hij dezelfde weg zou gaan als Northcliffe, wiens arrogantie in waanzin was geeindigd. Een in dit boek opgenomen foto van een orerende Beaverbrook uit 1931, tegen het eind van zijn cam- pagne, geeft duidelijk steun aan deze gedachte.
De Empire Crusade toonde echter de grenzen aan van de macht van de press lords. Zij konden de publieke opinie sturen en beinvloeden, maar dat was niet genoeg om de politieke machthebbers op centrale punten van beleid te doen veranderen. Het is een ontnuchterende constatering dat de grote campagnes van Beaverbrook uiteindelijk geen van alle hun politieke doel bereikten. Zover ging de macht van de pers in zijn glorietijd dus!
In de tweede helft van de jaren dertig deed Beaverbrook het zijne om Edward VIII op de troon te houden toen deze met de gescheiden Wallis Simpson wilde trouwen, en daarna ontwikkelden hij en zijn kranten zich tot de meest luidruchtige propagandisten in Engeland van de appeasement-politiek. Hierin zat een zekere logica, want wie meende dat de toekomst van Groot-Brittannie uitsluitend binnen het Imperium was te vinden, moest wel vinden dat wat er op het vasteland van Europa gebeurde voor die toekomst van geen enkel belang was. In deze jaren stimuleerde Beaver brook de politieke loopbaan van sir Samuel Hoare, een van de standvastigste appeasers. Hij zag in Hoare de nieuwe Conservatieve leider en premier. Hoare, op zijn beurt, was schaamteloos genoeg om Beaverbrook geldelijke steun te vragen om het voor hem interessant te maken politicus - hij was op dat moment minister van binnenlandse zaken- te blijven. Een verzoek waaraan Beaverbrook gul voldeed, want hij maakte graag politici en vrouwen van zich afhankelijk door ze geld en gunsten te schenken. Tot aan het uitbreken van de oirlo- gingen Beaverbrook en de Daily Express door tot elke prijs vrede met Hitler te eisen. Ook na 3 september 1939 blijft Beaverbrook zich inspannen om Groot-Brittannie tot een vergelijk met Hitler te laten komen. Dan wordt het 10 mei 1940, en de tot dan toe grootste mislukkeling in de Britse politiek (uitgezonderd zijn vader Randolph) treedt aan als eerste minister. Churchill en Beaverbrook kennen elkaar dan al bijna dertig jaar. Echte vrienden zijn het nooit geweest of geworden. Allebei zijn het eenlingen en buitenstaanders in de Britse politiek, Churchills afkomst uit een van de voornaamste adellijke families ten spijt. Soms zijn zij gezamenlijk opgetrokken, zoals in de Eerste Wereldoorlog, en tijdens de abdicatiecrisis van Edward VIII. Maar soms ook stonden zij tegenover elkaar.
Battle of Britain
Nu haalde Churchill Beaverbrook over om minister van vliegtuigproduktie te worden en lid van het oorlogskabinet. De voormalige kampioen van appeasement ging als een tank door de bestaande bureaucratie (hij huurde op particuliere basis pantserwagens in) en slaagde er op buitengewoon onorthodoxe wijze in de produktie van Hurricanes en Spitfires enorm op te voeren toen dat, tijdens en na de Battle of Britain noodzakelijk was. Later is wel aangevoerd dat niet het gebrek aan jachtvliegtuigen, maar dat aan piloten toen de flessehals was. Misschien was dat wel zo, maar dan toch vooral omdat Beaverbrook ervoor zorgde dat er in ieder geval meer vliegtuigen dan piloten waren. Zijn karakter en de aard van zijn portefeuille leidde er echter onherroepelijk toe dat al spoedig niet de Luftwaffe zijn voornaamste vijand werd, maar de Royal Air Force en het Air Ministry. Churchill schakelde hem daarna in voor een andere noodtoestand.
ln 1941 werd Beaverbrook zijn afgezant naar Stalin. Beaverbrook meende dat hij het ijs in Moskou had gebroken. Terug in Engeland wierp hij zich op als kampioen van de Brits-Russische vriendschap, en propageerde hij vanaf 1942 Stalins hartewens van een 'Second Front Now'. Toen de politieke positie van Churchill dat jaar als gevolg van militaire nederlagen en tegenslagen in de hele wereld wankelde, speelde Beaverbrook met de gedachte hem op te volgen zoals Churchill Chamberlain in 1940 vanuit een outsiderspositie had verdrongen.
Eigenlijk heeft maar een campagne van Beaverbrook succes gehaald. Al voor de Tweede Wereldoorlog probeerde hij journalisten en politici uit de linkervleugel van de Labour Party voor zich te winnen, of ze tenminste in dienst te nemen. Aneurin Bevan bood hij een boerderijtje op zijn landgoed aan (hij weigerde), en Tom Driberg en Michael Foot - om de voornaamsten te noemenwist hij aan zijn kranten te verbinden. Foot en de zijnen schreven in 1940 een fameus pamflet, The Guilty Men, waarin de 'appeasers' de grond in werden geboord - zonder dat de rol van Beaverbrook en zijn kranten zelfs maar genoemd werd. In 1981 werd Michael Foot leider van de Labour Party, en in 1983 leed Labour de grootste nederlaag uit zijn geschiedenis. Ik heb dat in deze krant indertijd 'een laat succes voor Lord Beaverbrook' genoemd. Laat, want de man die vooral bang lijkt te zijn geweest om zich te vervelen, stierf in 1964.
Max Aitken, ofwel Lord Beaverbrook, was een bijzondere persoonlijkheid. Als politicus speelde hij in de Tweede Wereldoorlog met de gedachte Churchill op te - volgen. Als eigenaar van kranten wond hij zich op over het gebruik van het woord 'komma'in de getelegrafeerde artikelen van correspondenten omdat 200 daarvan meer dan drie pond extra kostten. Veel vrienden had Lord Beaverbrook niet. Anne Chisholm en Michael Davie: Beaverbrook. A Life. London: Hutchinson, 1992. ISBN 0091735491589 blz. Importeur: Nilsson en Lamm, prijs f65,55, paperback f43,25
- Auteur
- Bart Tromp
- Verschenen in
- Het Parool
- Datum verschijning
- 10-07-1993