De kleren van de keizer

VOLGENS MARION KEECH zou Lake City op 21 december 1954 net voor zonsopgang door een enorme vloedgolf worden weggevaagd. Dat was haar meegedeeld in boodschappen van de planeet 'Clarion', die via vliegende schotels bij haar terecht waren gekomen.

Marion Keech kreeg volgelingen die in haar boodschap geloofden en hun banen en hun bezittingen opgaven om zich voor te bereiden op de nieuwe zondvloed. Op 20 december kwamen zij bijeen in het huis van mevrouw Keech. Te middernacht zou daar een Bezoeker arriveren om de gelovigen naar een vliegende schotel te brengen, waarmee zij naar een veilige plek in de ruimte zou worden gebracht.

Middernacht kwam: geen Bezoeker. De gelovigen zochten naar een verklaring, totdat Marion Keech om 04.45 uur bekendmaakte dat ze een nieuwe boodschap had ontvangen: het geloof van de aanwezigen had God er op het laatste moment toe gebracht de zondvloed af te gelasten.

Onder die aanwezigen bevond zich de sociaal-psycholoog Leon Festinger. Hij wilde uitzoeken hoe mensen reageren wanneer de werkelijkheid in het geheel niet overeenkomt met hun rotsvaste verwachtingen. Zijn studie When Propehcy Fails vormt de basis van Festingers theorie van de cognitieve dissonantie.

Als mensen geconfronteerd worden met een ernstige tegenstelling tussen wat zij vinden en wat zij waarnemen, is sprake van 'cognitieve dissonantie'. Dat is een onaangenaam gevoel en er zijn twee manieren om ervan af te komen. De eerste en verstandigste is je opvatting in overeenstemming te brengen met wat je waarneemt. Maar dat is niet zo gemakkelijk als het gaat om overtuigingen waarin emotioneel veel is geinvesteerd. Dan kiest men vaak voor de tweede oplossing: wat je ziet wordt gefilterd tot de waarneming overeenstemt met wat je toch al vond. Of de werkelijkheid wordt domweg genegeerd.

De theorie van de cognitieve dissonantie verklaart onder andere waarom mensen liever kijken naar reclame voor de auto die zij hebben gekocht dan naar die voor een concurrerend merk. Zij verklaart ook de razernij van LPF-stemmers over de berichtgeving over het doen en laten van deze partij. Zij verklaart tevens waarom de afkalving van de kiezersaanhang van de LPF weliswaar door zal gaan, maar toch niet gauw tot nul zetels.

Veel kiezers van de LPF hebben niet zomaar een naam op een stemmachine aangemerkt, maar met hun stem een bijna existentiele keuze gemaakt. Dat kwam voor de verkiezingen naar voren in gesprekken waarin de keuze 'voor Pim' al onwrikbaar vaststond en niet voor discussie vatbaar was.

Eerder dan van een politieke keuze was sprake van een religieuze, waarin Fortuyn als een messias werd gezien die aan alles wat er in Nederland niet deugde een eind zou maken. Voor deze kiezers was de moord op Fortuyn een ramp, want zij wilden op hem stemmen, en niet op mensen zoals Mat Herben, Ferry Hoogendijk of Winny de Jong, van wie ze nog nooit hadden gehoord.

Toch stemden ze na de dood van Fortuyn op zijn lijst. Daarna moesten ze al gauw verstouwen dat de ongekende verkiezingsoverwinning van de LPF helemaal geen 'nieuwe politiek' opleverde. Als Fortuyn was blijven leven, was dat niet anders geweest. Maar de dood verloste hem van deze last - zoals hij na zijn verkiezingsoverwinning in Rotterdam al snel met een 'ik vind hier niks aan' voor zijn politieke verantwoordelijkheid was weggelopen.

De Fortuyn-kiezers staan sindsdien voor de keuze. Zij kunnen hun opvattingen aanpassen aan de werkelijkheid die zo anders is dan die opvattingen deden verwachten. Maar dat vergt een moeilijke psychische draai. Veel gemakkelijker is het die werkelijkheid te negeren en de berichtgevers daarover aan te vallen. Dit is ook een manier om cognitieve dissonantie te boven te komen.

Zo gezien is het volstrekt verklaarbaar dat Fortuyn-kiezers voortdurend klagen over 'de pers' en de 'media', omdat die - overigens op een merkwaardig terughoudende wijze - berichten over het reilen en zeilen van de LPF. Over de ondemocratische gang van zaken in de partij, over de wijze waarop miljonairs daar met elkaar overhoop liggen over wie de macht uitmaakt, over de ruzies en het geschreeuw in en uit de fractie, over de zonderlinge rekrutering van LPF-bewindslieden - het zijn allemaal onaangename inbreuken op de heilsboodschap waaraan zij zich voor de verkiezingen hadden vastgeklampt.

De reacties op mijn artikelen over de LPF vallen precies in dit patroon. De feiten die ik noem, worden niet betwist, het wordt mij kwalijk genomen dat ik ze vermeld. Van de nieuwe kleren van de keizer mag niks worden gezegd. Domheid is echter geen argument (Descartes).

Auteur
Bart Tromp
Verschenen in
Het Parool
Datum verschijning
08-08-2002

« Terug naar het overzicht