De kwestie is deze

RONDOM HET VERTREK van Elske ter Veld als staatssecretaris voor sociale zaken stijgt allerwegen de onmiskenbare geur op van kleine roofdieren. De Grote Pers geeft zich daarvan rekenschap en pluist volgens de beste journalistieke tradities uit wie de roofdiertjes zijn.

De voormalige staatssecretaris, van haar kant, geeft drie dagen na dato de schuld voor haar ondergang aan het feit dat zij moest samenwerken met een CDA-minister. Daarmee verklaart zij haar gedwongen vertrek in dezelfde stijl als zij haar regeringsfunctie waarnam: luidruchtig, onaardig en politiek fout. Ik zou daarover meer kunnen schrijven, maar verwijs de lezer liever naar de stijl van degene die zij aldus aanvalt: CDA-minister Bert de Vries, die in al die drie karakteristieken steeds haar tegendeel is gebleven.

De wijze waarop Ter Veld vertrok, is een treurige demonstratie van de gebruikelijke omgangsvormen binnen de PvdA; zij werden alleen zichtbaar door het bord dat de staatssecretaris met de moed der wanhoop voor haar kop bleef houden. Maar dat is niet de kern van de zaak.

Ter Veld belichaamde als geen ander de gruwelijke tegenstelling tussen de PvdA als oppositiepartij en de PvdA als regeringspartij. En voor zover men dat al niet zelf had vastgesteld, was zij nooit te beroerd om in haar nieuwe functie deze discrepantie nog eens aan te zetten. Alles wat zij in de oppositie namens de partij had mogen aanvallen, mocht zij als staatssecretaris uitvoeren - plus nog een beetje meer.

Reden voor medelijden is er niet. 'Elske' was volwassen toen ze dansend van vreugde haar regeringsfunctie aanvaardde, en Wim Kok was al jarenlang fractieleider van de PvdA toen hij haar vroeg voor de meest gevoelige post die de PvdA had opgeeist in de formatie.

Kern van de zaak is niet het vertrek van Ter Veld; het was haar aantreden. Of anders gezegd: de PvdA is nog steeds niet in staat uit te leggen waarom ze aan deze regering deelneemt. 'Dit kabinet doet bij voortduring wat de PvdA zijn voorgangers heeft verweten,' constateerde J. Th. J. van den Berg, de vroegere directeur van de Wiardi Beckman-Stichting, kort geleden in een ongewoon scherpe analyse. 'Van reele en uit te leggen keuzes in het systeem van publieke voorzieningen is, uitzonderingen daargelaten, geen sprake. De argumenten wisselen al naar gelang het zo uitkomt. Van een te volgen doctrine over beheer en organisatie van de sociale zekerheid is geen spoor te vinden.' Ik zou het zelf niet beter kunnen zeggen, maar ik ben dan ook niet, zoals Van den Berg, senator voor de PvdA.

De ongeloofwaardigheid van de PvdA als regeringspartij wordt op geen enkele manier verbeterd door twee nieuwe staatssecretarissen te benoemen. De transfer van Jacques Wallage toont vooral aan hoe hoog de nood is gestegen. Nu prijst de partijleiding hem de hemel in, maar als kamerlid werd hij buiten het fractiebestuur gehouden en bij de formatie werd hij als minister gepasseerd voor buitenstaander Ritzen. Pas na weken bungelen mocht hij alsnog staatsse- cretaris worden.

Sinds hij de wet op de basisvorming door de Staten-Generaal heeft geloodst, geldt hij terecht als een gewiekst politicus. Dat deze wet zich verhoudt tot de oorspronkelijke plannen (van de Wetenschappelijk Raad voor het Regeringsbeleid WRR) voor de basisvorming als een glas modder tot een glas melk, is niet relevant; althans niet in de politiek. De loftuitingen over de grote politieke dierlijkheid van de nieuwe staatssecretaris waren zo oorverdovend, dat het wel leek of sommigen daarmee wilden zeggen dat dus voor inhoudelijke politieke ideeen bij hem niet gevreesd hoeft te worden.

Het onderwijs in Nederland zou sterk verbeteren als er geen minister van onderwijs was. Waar dit onmogelijk is, is nog het minst slecht een minister die er niets van terecht brengt. In dit opzicht is Jo Ritzen eigenlijk vanaf het begin in Zoetermeer de juiste man op de juiste plaats geweest, en voor het onderwijs is het vertrek van een bekwaam politicus als Wallage een zegen.

Maar de PvdA zou de PvdA niet zijn, als ook deze oplossing niet was gebruikt om een nieuw probleem te scheppen. Hiertoe werd de bestuurskundige Roel in 't Veld aangetrokken, die als directeur-generaal op het ministerie de OV-jaarkaart voor studerenden bedacht en zo een ellende veroorzaakte die Nederland nog lang niet te boven is. Hij was verder de architect van de sloop van de Nederlandse universiteiten in de jaren tachtig, maar dat interesseert in Nederland niemand.

Ritzen regeerde verder in zijn stijl, maar als hoogleraar werd In 't Veld rechtstreeks geconfronteerd met de rampzalige gevolgen van het beleid dat al onder verantwoordelijkheid van minister Deetman was begonnen. Het resultaat was een vernietigende en op zichzelf zeer juiste aanval op het beleid van Ritzen, waarop de minister met zwijgen antwoordde. Nu mogen zij samen het departement beheren; in welke richting het beleid gaat, is voorlopig een raadsel. In 't Veld heeft de portefeuille van Ritzen overgenomen en Ritzen die van Wallage. Het is een ingewikkelde manier om de aftocht van Ritzen te organiseren, zonder twijfel na Ter Veld het volgende slachtoffer. Wat mij betreft: eerder te laat dan te vroeg. Maar de PvdA komt er geen stap verder mee. Dat is de kwestie.

Auteur
Bart Tromp
Verschenen in
Het Parool
Datum verschijning
09-06-1993

« Terug naar het overzicht