DE LES VAN MADRID
Terwijl de aanslag van 11 september 2001 aanvankelijk tot versterking van de trans-Atlantische solidariteit leidde, is er een reele kans dat die van 11 maart 2004 in Madrid de ontstane kloof tussen Europa en de Verenigde Staten vergroot. Deze kloof ontstond door de wijze waarop president George W. Bush van '9/11' gebruik heeft gemaakt om een steeds unilateralistischer beleid te voeren, met als uitgangspunt dat de militaire macht van de Verenigde Staten bondgenoten en het naleven van de regels van het internationale statenverkeer overbodig maakt.
Een verdere verwijdering zou allereerst het gevolg zijn van het feit dat de in Spanje regerende Partido Popular - van de zondag 14 maart in verkiezingen verslagen premier Jose Maria Aznar - de massamoord in Madrid aan de Baskische terreurbeweging ETA toeschreef. Daarvoor bestond geen spoor van bewijs, maar binnen- en buitenlandse journalisten werden onder druk gezet om dat toch te publiceren en de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties werd bewerkt om een verwijzing naar de ETA als dader in een resolutie op te nemen.
Deze schaamteloze poging de Spaanse kiezers te misleiden heeft averechts gewerkt. Niet Al-Qa'ida, maar Aznar is verantwoordelijk voor de verkiezingsuitslag. De overgrote meerderheid van de Spanjaarden is altijd tegen de Spaanse steun aan de oorlog tegen Irak geweest. Aznars list provoceerde de kiezers zich over dat oorlogsbeleid uit te spreken.
De oorlog in Irak en Al-Qa'ida hebben niets met elkaar te maken. Maar door de mislukte poging tot partijpolitieke exploitatie van de aanslag in Madrid, heeft Aznar ze aan elkaar gekoppeld. De moraal is - hopelijk - dat in een democratie regeringen niet zomaar aan oorlogen kunnen meedoen als de bevolking daar niet in grote meerderheid achter staat.
De aanslag zou echter weleens op een fundamenteel niveau een breuk in de naoorlogse trans-Atlantische betrekkingen kunnen markeren. Gedurende de Koude Oorlog was het bondgenootschap met de Verenigde Staten voor de (West)- Europese staten een veiligheidsgarantie ten opzichte van mogelijke agressie door de Sovjet-Unie. Nu echter is juist de associatie met Washington een veiligheidsrisico, een risico waarbij de militaire overmacht van Amerika irrelevant is.
Een buitengewoon onaangename waarheid is door de ontploffingen bij de Madrileense stations aan het licht gekomen. De Verenigde Staten konden Europa wel beschermen tegen het communisme, maar ze kunnen Europa niet beschermen tegen terrorisme, evenmin als zichzelf. Deze onaangename waarheid is langzaam aan het doorsijpelen in het publieke bewustzijn, een proces dat zal worden versneld wanneer het besef doordringt dat het door Bush begonnen militaire avontuur in Irak niet alleen verre van een succes is, maar ook ten koste is gegaan van de bestrijding van het terrorisme.
Het Irak van Saddam Hoessein had met dat terrorisme niets te maken. Maar de jacht op Bin Laden is verwaarloosd om Bagdad te veroveren. In Afghanistan heeft Al-Qa'ida zich al redelijk weten te herstellen. De echte haarden van terrorisme en handel in nucleaire wapens - Saudi-Arabie en Pakistan - worden ontzien, want dat zijn Amerikaanse bondgenoten. De oorlog en bezetting van Irak hebben nu al tegen de 200 miljard dollar gekost. Stel je voor dat zo'n bedrag beschikbaar was gesteld voor verbetering van de veiligheid tegen terroristische aanslagen en voor intensivering van de opsporing van terroristen.
De regering-Bush trad ruim drie jaar geleden aan met een verholen programmapunt, bekend als ABC - 'anything but Clinton', alles anders doen dan Clinton. Ze was in dit opzicht een voortzetting van de ongelooflijk haatcampagne van de Republikeinen tegen de 'comeback kid', die politiek overleven en presteren tot een circuskunst had verheven. Maar haat maakt blind. Alles wijst erop dat Bush en de zijnen willens en wetens de dossiers over het gevaar van Al-Qa'ida en Bin Laden - die de vorige regering hun naliet - hebben verwaarloosd omdat ze van Clinton afkomstig waren. Werkt de Amerikaanse regering daarom al vele maanden het officiele onderzoek naar '9/11' tegen?
De strijd tegen het terrorisme wordt in Washington kennelijk ondergeschikt gemaakt aan de herverkiezing van Bush. Dat boezemt allerminst vertrouwen in het Amerikaanse buitenlandse beleid in, zeker niet na de manier waarop Washington onder vals voorwendsel een oorlog tegen Irak heeft gevoerd. De bestrijding van het terrorisme dient een trans-Atlantische prioriteit te zijn en mag niet ten koste gaan van verondersteld partijpolitiek gewin of de hoop daarop. Dat is de les van Madrid.
- Auteur
- Bart Tromp
- Verschenen in
- Elsevier
- Datum verschijning
- 27-03-2004