De moderne stadsoorlog: Niet fris en vrolijke


 Elsevier 05-04-2003

           Vorige week gaf William Pfaff, politiek columnist van de International Herald Tribune, een gastcollege aan de Universiteit van Amsterdam. Daarin maakte hij melding van de ‘victory celebration’ die een dag na de aanval op Irak was georganiseerd door Richard Perle, een van de meest invloedrijke adviseurs van de huidige Amerikaanse regering. Voorbarig, dat partijtje? Nee: wat Perle en zijn neoconservatieve vrienden in Washington vierden, was dat de regering van de VS was overgegaan tot oorlogvoering als instrument van politiek, in strijd met de internationale rechtsorde.

            Dit is namelijk precies wat past in de neoconservatieve agenda die grotendeels door president Bush jr is overgenomen. Aangezien de Verenigde Staten het machtigste land ter wereld zijn, moeten zij ongestoord hun zin desnoods door middel van oorlog afdwingen.

            Na de Eerste Wereldoorlog is  in 1928 oorlog als instrument van nationale politiek formeel afgewezen in het door de meeste toenmalige staten geratificeerde Briand Kellogg-verdrag, dat later één van juridische bases vormde bij het proces  tegen de Nazi-leiders in Neurenberg. In het Handvest van de Verenigde Naties is dit verbod op oorlog – anders dan als verdedigingsoorlog - bevestigd. 

            Dit gemeenschappelijk overeengekomen en volkenrechtelijk vastgelegde verbod op oorlog had alles van doen met de gruwelijke ervaring van de Eerste Wereldoorlog, waar de bloem der jeugd in Europa in de loopgraven van Noord-Frankrijk, de bergen van de  Balkan en de vlakten van Rusland  was omgekomen.

            De huidige aanvaarding van oorlog als politiek instrument door de regering van de Verenigde Staten kan herleid worden tot twee factoren. De eerste is het verlies aan collectief geheugen aan de gruwelijkheid van de oorlog.  De tweede de gedachte dat technologische ontwikkelingen een ‘schone‘ oorlog mogelijk maken. Sleutelterm is ‘RMA’ – revolution in military affairs. RMA leidt er volgens zijn profeten toe dat oorlog weer ’voortzetting van politiek met toevoeging van andere middelen’ (de beroemde definitie van Clausewitz) kan worden, omdat vervelende bijverschijnselen als onbedoelde schade,  burgerslachtoffers en verliezen aan eigen kant geminimaliseerd worden.

            Onwillekeurig stijgt bij mij het begrip ‘frische und fröhliche Krieg’  uit het geheugen omhoog dat uit de tweede helft van de 19e eeuw afkomstig is. De eerste helft was in Europa gekenmerkt door een periode van ongekende vrede. De herinnering aan de slachtingen van de Napoleontische oorlogen oefende twee generaties lang een afschrikwekkende werking uit op de neiging tot oorlog voeren. Maar in de tweede helft was die herinnering vervaagd. De uitdrukking ‘frische und fröhliche Krieg’ dateert van de Oostenrijks-Pruisische oorlog (1866). Die kostte ‘maar‘ 60.000 militaire slachtoffers en duurde ‘maar’ zeven weken. De Eerste Wereldoorlog zou de misvatting achter dit begrip op vreselijke wijze demonstreren.

            Nu wordt verwacht dat RMA, net als spoorweg, telegraaf en achterlader toen, zo’n frisse en vrolijke oorlog mogelijk maakt. De Golfoorlog van 1991-1992 paste in dit verwachtingspatroon, evenals de luchtoorlog over Kosovo. Juist daardoor zijn misplaatste verwachtingen nog sterker geworden. De oorlog mag niet te lang duren – liever uren dan dagen;  geen slachtoffers (‘body bags’) aan eigen zijde, niet teveel gesneuvelden aan de andere kant, zeker geen dode burgers en voorzover het misgaat, moet het niet zichtbaar zijn op televisie.

            De huidige oorlog tegen Irak verloopt helemaal niet volgens dit verwachtingspatroon. De ideologen van RMA meenden dat ze de klassieke problemen van oorlogvoering konden vergeten. Zij doen denken aan de generaals uit Tolstojs Oorlog en Vrede die denken dat ze met passer en lineaal een veldslag kunnen beslissen. Het Amerkaanse aanvalsplan is een compromis tussen wat op basis van beproefde militaire voorbereiding gedaan had moeten worden en de eisen van burger-politici als minister Rumsfeld  die oorspronkelijk dacht dat met ‘precisie’-bombardementen en de inzet van enkele tienduizenden man speciale troepen door de lucht het Iraakse regime ten val kon worden gebracht. De bevolking zou de Amerikanen immers juichend binnenhalen en de Iraakse troepen zouden niet weten hoe vlug ze zich moesten overgeven. De Chefs van Staven hebben weten te verhinderen dat het militair amateurisme van de leunstoelstrategen vrij spel kreeg. Maar het compromis tussen een militair verantwoord aanvalsplan en de oorspronkelijke Rumsfeld-strategie is niet erg succesvol.

            Washington is nu al het slachtoffer van de verwachtingen die het heeft gewekt. De status van Saddam Hoessein stijgt in de Arabische wereld elke dag dat de strijd doorgaat terwijl die van de Verenigde Staten daalt. Het enige voordeel van deze oorlog is dat ze aantoont dat een frisse en vrolijke oorlog ook nu niet bestaat en dat daarmee de aantrekkelijkheid van oorlog als politiek instrument een gevoelige, en hopelijk afdoende klap is toegebracht.

 

Bart Tromp

Auteur
Bart Tromp
Verschenen in
Elsevier
Datum verschijning
05-04-2003

« Terug naar het overzicht