De motor van de onderwijsvernieling

 

De motor van de onderwijsvernieling

De logica van dit perverse stelsel is dat exameneisen verlaagd worden om het rendement te vergroten.

Bart tromp


Langzamerhand begint tot een breed publiek door te dringen dat het onderwijs in Nederland zich over de hele linie in een desastreuze staat bevindt. Dat is het resultaat van dertig jaar ‘ constructief onderwijsbeleid’, gekenmerkt door de volgende ingrediënten: schaalvergroting; onderwijsvernieuwing, waarbij de mislukking van de ene de noodzaak van de volgende oproept; degradatie van inhoudelijke kennis; deprofessionalisering van het onderwijzen; onophoudelijke bezuinigingen.
In het wetenschappelijk onderwijs zijn de uitgaven per student in een kwarteeuw meer dan gehalveerd. Bij onderwijsvormen waar veel meer geld in is gestoken, gaat dit volledig op aan het zich steeds uitbreidende management.
Daarnaast komt nu aan het licht dat de dertig jaar geleden begonnen systematische verschuiving van vakinhoudelijke kennis naar didactiek in grote delen van het onderwijs heeft geleid tot een toestand waarin onderwijzers en leraren nauwelijks meer weten dan degenen die ze zouden moeten onderwijzen. Maar onderwijzen mogen ze vaak toch niet meer. Het zogenaamde ‘ nieuwe’ of ‘ competentiegericht leren’, dat overal in het lager, middelbaar en hoger beroepsonderwijs is ingevoerd, houdt in dat doceren plaats heeft gemaakt voor ‘ begeleiden’.
Ik heb in eerdere columns laten zien dat deze plompverloren onderwijsvernieuwing gebaseerd is op obscurantisme, en geen enkele steun vindt in wetenschappelijke theorie en wetenschappelijk onderzoek.
Voor deze stand van zaken stellen commentatoren nu algemeen de Partij van de Arbeid verantwoordelijk. Zij menen dat sprake is geweest van dertig jaar door de PvdA gedomineerd onderwijsbeleid en noemen het sociaaldemocratisch gelijkheidsstreven de failliete basis van dit alles.
Deze kritiek is deels terecht, maar slaat in zijn algemeenheid de plank volslagen mis. In de laatste dertig jaar waren er veertien jaar kabinetten met ministers van Onderwijs van PvdA-huize en negen met staatssecretarissen van deze partij. Zij dienden in coalitiekabinetten met zowel het CDA als de VVD. Hun beleid kon alleen tot stand komen dankzij de instemming van deze partijen.
In de jaren dat de PvdA zich in de oppositie bevond, is geen wezenlijk ander beleid gevoerd. In de Tweede Kamer is dit onderwijsbeleid steeds onderschreven door alle grote en de meeste kleine partijen. Daarom is het te gemakkelijk de verantwoordelijkheid voor dit beleid alleen bij de PvdA te leggen.
Het is veel erger. Er is sprake van een ‘ educatief-politiek complex’ in de onderwijspolitiek, dat het beleid monopoliseert en al jaren systematisch onderzoek en kritiek negeert die zijn tunnelvisie onderuit halen.
De ideologische achtergrond van het ‘ constructieve onderwijsbeleid’ zou het socialistische gelijkheidsstreven zijn. Daarover zijn alle critici, tot en met Wouter Bos, het eens, maar het is een grove vertekening van de werkelijkheid. Het traditionele, emancipatorische ideaal van de sociaaldemocratische beweging bestond eruit dat iedereen niet op basis van sociale afkomst, maar op die van inspanning en verdienste, het onderwijs moest krijgen dat bij haar of zijn talenten paste. Dit ideaal is nu juist door het constructieve onderwijsbeleid de nek omgedraaid. De zogenaamde onderwijsvernieuwingen werken alle op grove wijze in het nadeel van leerlingen uit lagere milieus, waar minder sociaal kapitaal aanwezig is om de gaten te dichten die worden veroorzaakt door het afschaffen van traditioneel onderwijs.
Door een vermeend socialisme als zondebok te kiezen, wordt de werkelijke motor van de onderwijsvernieling buiten schot gehouden: de invoering van een rendementsdenken dat kwaliteit gewetenloos opoffert aan kwantiteit. Schoolinstellingen, tot en met universiteiten, worden door veel te duur betaalde managers financieel afgerekend op het percentage geslaagden. De logica van dit perverse stelsel is dat exameneisen verlaagd worden om het rendement te vergroten.
Natuurlijk kan de PvdA worden verweten dat zij zo ondoordacht bewindslieden heeft geleverd die voor dit beleid verantwoordelijkheid hebben gedragen. Belangrijker is echter het zicht op de toekomst van het onderwijs. Wat Wouter Bos daarover te zeggen heeft in Dit land kan zoveel beter is echter volkomen in strijd met de titel van zijn boek. Hij pleit voor meer geld naar het basis- en middelbaar onderwijs; het hoger onderwijs kan met nog wel minder toe, dankzij privatisering en een leenstelsel.
Het is een van de weinige zaken in dit boek waarin Bos afdaalt tot het niveau van verkiezingsprogramma’s en praktische politiek. Helaas toont deze passage aan dat hij precies hetzelfde recept aanbeveelt dat de onderwijsvernieuwers al jaren met zulke abominabele resultaten gebruiken.

Auteur
Bart Tromp
Verschenen in
Het Parool
Datum verschijning
29-12-2005

« Terug naar het overzicht