De Navo uitgebreid
ZESTIEN LEDEN telt de Noordatlantische Verdragsorganisatie (Navo) sinds jaar en dag. Behalve de Verenigde Staten en Canada zijn dat de meeste Westeuropese staten en daarbij ook nog Griekenland en Turkije. Alleen de geschiedenis van de Koude Oorlog kan verklaren waarom nu juist deze staten een verdrag sloten om elkaar bij te staan in het geval een ervan het slachtoffer van militaire agressie wordt. Het Navo-verdrag bevat overigens geen verplichting om in zo'n geval dat slachtoffer militair bij te staan.
Het veertigjarig bestaan van de Navo werd in 1989 uitbundig en met angst en beven gevierd. Het feest viel vrijwel samen met de ineenstorting van de Sovjet-Unie en daarmee verdween de bestaansgrond van het bondgenootschap, dat in historisch perspectief toch al een unieke ouderdom had bereikt.
De verwachting dat nieuwe internationale instituties als de CVSE (Conferentie voor Veiligheid en Samenwerking in Europa) de Navo overbodig zouden maken, werd echter al snel gelogenstraft. De geleidelijke transformatie van de Navo in een stelsel van collectieve veiligheid, waarin het niet gaat om het afschrikken van een externe bedreiging, maar om het reguleren van de onderlinge vrede - die transformatie heeft niet plaatsgevonden. Aan de politieke voorwaarden die dat in Europa mogelijk zouden moeten maken, is het steeds meer gaan ontbreken.
Organisaties en instituties worden niet opgeheven omdat hun bestaansgrond is weggevallen. Normaal is dan dat een nieuwe raison d'etre wordt gezocht en gevonden. Zo ook bij de Navo. De afgelopen jaren zijn in dit opzicht een nog lang niet afgeronde zoektocht geweest, met een voorlopige conclusie: 'out of area or out of business'. Bij gebrek aan een algemene vijand dreigt de verdragsorganisatie immers te verkalken.
Als het gaat om internationale operaties, al dan niet onder de vlag van de Verenigde Naties, is er echter geen alternatief voor de Navo als geintegreerde multinationale krijgsmacht. Men kan het optreden van de VN in voormalig Joegoslavie verschillend waarderen, maar het zou nagenoeg onmogelijk zijn als het merendeel van de nationale troepen-contingenten niet afkomstig was uit lidstaten van de Navo. Die zijn geoefend en uitgerust voor onderlinge samenwerking, iets wat niet geldt voor infanteriebataljons uit Oekraine en Egypte.
Als militair-politiek instrument heeft de Navo dus bestaansrecht, maar het is de vraag of de lidstaten gezamenlijk de politieke wil kunnen opbrengen om dat instrument te gebruiken in vredesoperaties, ook buiten het eigen verdragsgebied. Tot nu toe luidt het antwoord ontkennend.
De Adviesraad Vrede en Veiligheid constateerde enige maanden geleden in zijn dertiende rapport (Welke toekomst voor de Navo?)
dat 'bescherming van het eigen verdragsgebied geen voldoende grondslag biedt om de Navo in stand te houden'. Een krasse uitspraak, zeker voor een gezelschap dat tot zijn leden oud-ministers als Schmelzer en Vredeling telt, en een voormalig chef defensiestaf (generaal b.d. Huijser).
In dit advies besprak de raad ook de vraag wat te doen met de mogelijkheid nieuwe leden tot de Navo toe te laten. De kandidaten zijn bekend: Polen, Tsjechie, Slowakije en Hongarije, de zogenaamde Visegrad-landen. Tegen de opvatting in die de meeste Westeuropese regeringen huldigen - dat toelaten kan pas als die landen ook, en op termijn, lid zijn geworden van de Europese Gemeenschap - bepleitte de raad een snellere toetreding. De groeiende instabiliteit in Midden- en Oost-Europa zou daarmee enigszins worden tegengegaan.
Dat is uiteraard in het belang van die vier landen. Maar het is misschien nog wel meer in het belang van West-Europa in het algemeen en van Duitsland in het bijzonder. Die laatste staat, dat is de realpolitische wijsheid van de laatste honderd jaar, moet worden ingebed in Europa. Maar dat is niet gemakkelijk als hij grensstreek en het eerste opvangcentrum van datzelfde Europa blijft.
Tegen een mogelijk Navo-lidmaatschap heeft de Russische regering in september bezwaar aangetekend in een brief van president Boris Jeltsin aan de regeringen van Duitsland en de voormalige andere bezetters van dat land. Ruim een maand later verklaarde de Russische premier, Viktor Tsjernomyrdin, dat elk Oosteuropees land het soevereine recht heeft zich bij de Navo of de EG aan te sluiten. En vorige week bereikte de huidige directeur van de KGB, Jevgeni Primakov, de wereldpers met de mededeling dat uitbreiding van de Navo zeer slecht zou vallen in Rusland, vooral bij de strijdkrachten.
Die Russische bezwaren zijn voorspelbaar en begrijpelijk, maar het zou politiek heel verkeerd zijn ze te honoreren. In de eerste plaats omdat de uitbreiding van het Navo-verdragsgebied een zuiver defensief karakter draagt. De vier Visegrad-staten zouden zich gesteund weten wat betreft hun territoriale integriteit. Niets minder, maar ook niets meer.
In de tweede plaats zou het tegemoetkomen aan zulke Russische eisen - als het dat al zijn - neerkomen op een feitelijke finlandisering van Oost-Europa. De Oosteuropese staten zouden in hun soevereiniteit worden beperkt op een soortgelijke manier als Finland dat was tussen 1940 en 1989. Dat nu zou precies een factor zijn die in deze regio tot grotere politieke onzekerheid en instabiliteit zou leiden.
Over uitbreiding van de Navo zou besloten kunnen worden op de grote Navo-top in januari. Maar het is nu al duidelijk dat daarvan geen sprake zal zijn. Op de conferentie van de ministers van defensie in Travemunde, in oktober, is zomaar een plan van de Amerikaanse regering aanvaard: Partnership for Peace.
Dit voorziet in allerlei vormen van militaire samenwerking met Oosteuropese staten - niet als stap in de richting van het lidmaatschap van de Navo, maar als alternatief daarvoor.
De Visegrad-landen krijgen zo een lege huls, maar de Navo dreigt er aldus een te worden.
- Auteur
- Bart Tromp
- Verschenen in
- Het Parool
- Datum verschijning
- 01-12-1993