De neergang van de democratie in Amerika. Een waarschuwing.
Angst voor democratie speelde een voorname rol bij de constructie van de Amerikaanse constitutie. Allereerst uit vrees voor ‘the mob’, ‘de gevaarlijke klassen’, de gewone mensen die de meerderheid in de bevolking vormden en de weldenkende minderheid zouden kunnen overstemmen, zeker als zij in politieke partijen zouden worden georganiseerd. Voor de representanten van de slavenhoudende staten kwam daar nog bij de zorg niet overstemd te worden door de staten die slavernij verboden. Deze allang niet meer relevante overwegingen tekenen tot op de dag van vandaag het Amerikaanse politieke stelsel.Nieuwe ontwikkelingen tastten het oorspronkelijk toch al beperkt democratische karakter van dit stelsel verder aan.
Alexander Hamilton, één van de auteurs van de grondwet van de VS
Dit begint met eenhoofdig leiderschap van de uitvoerende de macht: de gekozen president die vier jaar lang aan niemand verantwoording hoeft af te leggen. Rechtstreeks gekozen wordt hij echter niet. Dat gebeurt door een college van kiesmannen. In de meeste staten geldt een ‘winner takes all’-regel, waardoor het voor vele burgers geen zin heeft hun stem uit te brengen. Daarnaast zijn in dit college kleine staten beter vertegenwoordigd dan grote. Daardoor is het mogelijk dat een president met minder stemmen wordt gekozen dan zijn voornaamste tegenstander heeft behaald. Dit is in de Amerikaanse geschiedenis drie keer gebeurd, al telt de derde keer eigenlijk niet: George W. Bush jr. vergaarde in 2000 minder stemmen dan zijn tegenstander Al Gore, maar werd president dankzij een in juridisch opzicht bizarre uitspraak van Hooggerechtshof, op basis van de kleinst mogelijke meerderheid, die van Republikeinse rechters.
Een tweede institutie om de werking van democratie te beperking was de instelling van de Senaat, waarin elke staat, ongeacht zijn inwonertal, twee vertegenwoordigers kreeg. Daardoor is dit lichaam in het geheel niet representatief. Een inwoner van Rhode Island (1.048.319 inwoners) telt politiek voor de Senaat 35 keer zo zwaar als een inwoner van Californië (35.484.453 inwoners). Dankzij dit gebrek aan representativiteit heeft de Senaat heeft historisch gezien borg voor gestaan voor het negeren van wat zich onder de meerderheid van de bevolking aftekende, met als pijnlijkste voorbeeld de wijze waarop dit lichaam meer dan een eeuw de gelijkberechtiging van de zwarte bevolking onbespreekbaar wist te maken.
Het Huis van Afgevaardigden bestaat voornamelijk uit kiesdistricten met ongeveer hetzelfde inwonertal. Maar een kiesstelsel dat één winnaar per district oplevert betekent dat een groot deel van de kiezers, soms wel meer dan de helft (als twee kandidaten tezamen meer stemmen hebben behaald dan de winnaar) niet vertegenwoordigd is in Washington. Kiesdistricten moeten regelmatig worden aangepast aan demografische veranderingen. In het Amerikaanse stelsel wordt dat niet gedaan door een of andere neutrale instantie, maar overgelaten aan de politiek. Voor de wijze waarop de partijpolitieke meerderheid in een staat de grenzen zó probeert te trekken dat de eigen partij er het meest van profiteert, bestaat al sinds 1811 het begrip ‘gerrymandering’. Elmer Gerry wist zijn kiesdistrict toen zó af te bakenen dat een tegenstander voortaan geen schijn van kans meer had. Een verontwaardigde criticus vergeleek de vorm van Gerry’s nieuwe district met die van een salamander. ‘Een gerrymander zul je bedoelen!, riep iemand anders toen.
Gerrymandering is niet een praktijk uit de negentiende eeuw die, net als de toen ontstane ‘partijmachines’ in de grote steden, vrijwel verdwenen is. Integendeel: moderne technieken van kiezersonderzoek gecombineerd met steeds betere demografische gegevens hebben de kunst van het gerrymandering tot zo’n hoogte gebracht dat van de 435 kiesdistricten er nu meer dan 400 safe seats zijn – in een aantal daarvan is er dan ook maar één kandidaat.
De degeneratie dit politieke stelsel is de dertg jaar versterkt door drie ontwikkelingen. De eerste is een ideologische polarisatie, die tot een partijpolitieke kadaverdiscipline heeft geleid waarop dit stelsel nu juist expliciet niet is berekend en onder de huidige president tot extreme vormen van het ‘winner takes all’-principe heeft geleid. De tweede is de sterk toegenomen rol van geld in de Amerikaanse politiek, met als resultaat zowel de president als de leden van het Congres meer rekening houden met de belangen van hun financiers dan met die van hun kiezers. In deze zin is Amerika letterlijk aan het veranderen is een plutocratie, waarin de rijken het voor het zeggen hebben, met als voorlopig hoogtepunt de verkiezing van multimiljonair Michael Bloomsberg tot burgemeester van New York, á raison van meer dan 100 euro per stem. De derde desastreuze ontwikkeling is de teloorgang van de media die de burgers moeten informeren. De ongekende concentratie in deze sector is gepaard gegaan met verminderen van nieuwsuitzendingen ten gunste van ‘infotainment’, maar ook tot een onkritische, zoniet bewust partijdige berichtgeving als het gaat om de zittende regering. Als gevolg daarvan meent een substantieel deel van de Amerikaanse kiezers dat Saddam Hoessein de aanslagen van ‘9/11’ heeft beraamd.
Dit alles heeft zich vertaald in dalende opkomstcijfers, waarbij vooral de Amerikanen met lagere inkomens, opleidingen en banen thuis blijven, omdat hun belangen in dit stelsel toch niet behartigd worden of hun stem er niet toe doet. Ik laat dan buiten beschouwing al de belemmeringen waarmee burgers te maken krijgen als ze zich willen registreren en als ze willen stemmen, van onbetrouwbare stemmachines tot intimidatie, zoals recentelijk die van zwarte kiezers in Florida door de staatspolitie van broer Jeb Bush.
Bij de tussentijdse verkiezingen voor het Congres, elke twee jaar, ligt de deelname nauwelijks boven de 30%. Als het gaat om de verkiezing van de president is al jaren sprake van een dalende lijn. Bijna de helft van de kiezers blijft thuis. Ook al zal het percentage deze keer hoger liggen, het is onwaarschijnlijk dat het de 60% zal halen.Dit is zowel het gevolg van het feit dat het stelsel een farce maakt van het grondbeginsel van de democratie: one man, one vote, als van de plutocratisering van het politieke bestel.
Een verkiezing van Bush jr ( ik begrijp niet waarom sommigen van ‘herverkiezing’ van een nooit gekozen president spreken) houdt de reële mogelijkheid in van de vestiging van een éénpartijstaat, het ideaal van zijn meest uitgesproken aanhangers. In de afgelopen vier jaar heeft deze president er alles aan gedaan om dit tot een reëel vooruitzicht te maken. Van zijn systematisch negeren van de volksvertegenwoordiging, van de even onvoorstelbare als geniepige en op leugens en bedrog gebaseerde uitbreiding van de uitvoerende macht; van zijn vastbeslotenheid om ook maar voor één van zijn talloze blunders en fouten, en die van zijn ondergeschikten, de verantwoording op zich te nemen, tot de botte en ostentatieve wijze waarop hij de internationale rechtsorde zowel als die van de Amerikaanse republiek negeert. De kwestie is niet of Bush jr. dom is, zoals teveel aanvallers en verdedigers menen. De kwestie is dat hij en de zijnen even roekeloos als incompetent een levensgevaarlijke politiek bedrijven, voor de Verenigde Staten evenzeer als voor de wereld, en in dit opzicht niet onderschat mag worden.
In Nederland kunnen wij daar niet veel aan doen. Maar het zou al een grote stap vooruit zijn als politici, van Jozias van Aartsen en Thom de Graaf tot Wouter Bos gaan beseffen dat zij met hun dwaze voorstellen over ‘politieke vernieuwing’ in de richting van eenhoofdig leiderschap en districtenstelsels de deur open zetten voor de afbraak van democratie in Nederland.
Bart Tromp is onder andere politiek columnist van Het Parool. Zijn 25-jarig jubileum in deze functie wordt op 1 november vanaf 20.30 gevierd in De Rode Hoed, met o.a. Job Cohen, Ad Melkert, Hans van Mierlo, Felix Rottenberg e.a.. Dan verschijnt ook de neerslag van die 25 jaar,Hoe de wererld in elkaar zit (Prometheus).
- Auteur
- Bart Tromp
- Verschenen in
- De Volkskrant
- Datum verschijning
- 28-10-2004