De ondermijning van de EU

DE ACTIE VAN de bende van veertien tegen Oostenrijk is mislukt. De sancties die de leiders van veertien van de vijftien lidstaten van de Europese Unie op 1 februari tegen de vijftiende afkondigden, hebben niets uitgehaald.

Zij moesten verhinderen dat in Wenen een regering aantrad met deelname van de FPO van Jorg Haider, een strafmaatregel waarvoor de veertien geen enkel argument vermochten aan te voeren.

Vier dagen later kwam die regering toch tot stand en sindsdien staan de veertien in hun hemd. Hun ondoordachte machtswoord heeft niet gewerkt. Vervolgens kreeg de actie tegen Oostenrijk een steeds lachwekkender karakter.

Overeenkomstig een bekend patroon gaat het allang niet meer om de eigenlijke aanleiding. Het gaat over wie met wie op de foto mag en wie wie wel of niet de hand mag schudden bij de opening van het Waarnemingscentrum tegen racisme en vreemdelingenhaat in Wenen.

Bestuurslid Ed. van Thijn verrichtte hier een antifascistische daad van belang door te weigeren de Oostenrijkse minister van Buitenlandse Zaken, Benita Ferrero-Waldner (OVP), een hand te geven. Het centrum is mede dankzij de Oostenrijkse regering in het leven geroepen.

Van Thijn is gepokt en gemazeld in zulk verzet. Wie herinnert zich niet de standvastige wijze waarop hij als burgemeester van Amsterdam de schrijver Willem Frederik Hermans in 1986 niet welkom bleef verklaren in zijn gemeente, in het kader van het anti-apartheidsbeleid van onze wereldstad.

Nog net voor zijn dood in 1995 bood het gemeentebestuur van de hoofdstad de schrijver excuses aan voor het feit dat het hem indertijd als een kruisraket had behandeld.

Waarschijnlijk staan ons nog meer van deze verzetsdaden te wachten. De bende van veertien heeft namelijk geen idee hoe een eind aan zijn onbezonnen actie te maken.

Deze is echter niet alleen lach-, maar vooral zorgwekkend. Voor het eerst trad de grootst mogelijke minderheid van de leden van de EU op buiten het kader van de EU.

Wat men ook vindt van de Oostenrijkse regering, te denken geeft dat op geen enkele manier is getracht voor protest de instituties van de EU in te schakelen. De veertien regeringsleiders hebben de Europese Raad, de Europese Commissie en het Europees Parlement volledig gepasseerd.

Zij hebben niet geprobeerd via de Europese Unie hun bezwaren tegen deelname van de FPO politiek gestalte te geven.

Daarmee handelden zij in strijd met de geest van de Europese verdragen. Deze behelzen immers de verplichting dat afzonderlijke staten geen maatregelen nemen die het functioneren van de Europese Unie bemoeilijken.

Het lijkt er echter op dat de actie tegen Oostenrijk geen incident is, maar deel uitmaakt van een nieuwe trend.

Een trend waarin de lidstaten willens en wetens de verdragen en instituties van de EU omzeilen door daarbuiten om zaken te doen.

Dit is een beangstigende ontwikkeling, zeker voor Nederland. De Nederlandse politiek is er immers sinds de Tweede Wereldoorlog op gericht samenwerking met andere staten in Europa gestalte te geven in formele, en in principe democratisch te controleren verbanden. Voor een middelgrote mogendheid is dit, zo luidde het adagium, de enige manier om te ontkomen aan een directorium van de grote staten in Europa.

Maar de huidige Nederlandse regering lijkt deze strategie stilzwijgend te hebben opgegeven. (Uitgezonderd minister van Buitenlandse Zaken, Van Aartsen. Betwijfeld wordt of dit er voor het regeringsbeleid iets toe doet.)

Minister-president Kok sloot zich even doordacht aan bij het initiatief van Chirac om Oostenrijk nog voor de vorming van zijn regering te straffen als hij indertijd GroenLinks 'extreem-links' noemde.

Staatssecretaris Benschop voor Europese Zaken verheft in woord en geschrift het negeren van de formele instituties van de EU tot hoge staatsmanswijsheid. In een recent artikel betoogt hij dat de formele instituties van de EU aan belang inboeten. 'De Europese Unie krijgt de trekken van een netwerk.' Volgens hem werkt het informaliseren van de onderlinge verhoudingen in het voordeel van Nederland, 'mits het kwaliteit levert en zich actief opstelt'.

Zulke postmoderne bestuurskundige prietpraat getuigt van een zeldzame naiveteit. Niet 'de kwaliteit van ideeen' geeft in de Europese modderbak vrij worstelen zonder scheidsrechter (Benschops 'netwerk') de doorslag, maar machtsverhoudingen. (Los van het feit dat het nogal optimistisch is te menen dat ons land dankzij 'de kwaliteit van ideeen' een bijzondere rol in de EU zou kunnen spelen.)

Benschop is een intelligente en ijverige politicus, maar hij mist oordeelsvermogen. Voor dit laatste kan men wel terecht bij Europees Commissaris Bolkestein. Deze trok vorige week in de International Herald Tribune fors van leer tegen het ideaal van Benschop.

Hij constateerde dat de grootste lidstaten, Duitsland, Frankrijk en het Verenigd Koninkrijk, er steeds meer de voorkeur aan geven in Europese kwesties de Europese Commissie te omzeilen en zaken onderling te regelen.

Dat tast zowel de positie van de Europese Unie en van de toch al fragiele Europese democratie aan, als die van de kleinere lidstaten.

Dit laatste zei Bolkestein er niet bij. Maar zijn boodschap was duidelijk.

Auteur
Bart Tromp
Verschenen in
Het Parool
Datum verschijning
19-04-2000

« Terug naar het overzicht