De Partizanenmythe

 

 

'Weg met de toekomst - laten wij doorgaan met het verleden'. Volgens niet de minste commentatoren is dit het devies dat de laatste tien jaar opgeld doet op de Balkan. Historische mythen spelen zonder twijfel een grote rol in de politieke discussies over voormalig Joegoslavië. Tot vervelens toe heeft de geïnteresseerde waarnemer zo kunnen vernemen dat de Slag op het Merelveld (Kosovojo Polje, 28 juni 1389) sleutel en rechtvaardiging is van de Servische politiek om Kosovo van vreemde smetten vrij te maken.

Mythische voorstellingen van de geschiedenis zijn echter geen privilege van de bewoners van de Balkan. Zij spelen evenzeer een zwaarwegende rol in de politieke meningsvorming van het - zoals iedereen weet - veel beschaafdere Westen. In het begin van de jaren negentig namen één mythe een voorname plaats in in de debatten of er militair moest worden ingegrepen in voormalig Joegoslavië, op het moment dat de Joegoslavisch/Servische strijdkrachten en de door Belgrado geregisseerde paramilitaire bendes als die van de uit de Bijlmergevangenis ontsnapte gangster Arkan, hun 'etnische zuiveringen' waren begonnen, eerst in Kroatië en daarna in Bosnië.

Tegen militair ingrijpen werd toen, met een beroep op de recente geschiedenis, vooral aangevoerd dat dit tot niets anders zou leiden dan een 'cul-de-sac'. Daarbij verwezen de critici naar de Tweede Wereldoorlog. De partizanen van Tito brachten de Duitse en Italiaanse bezetters toen enorme verliezen toe, schreven zij. Joegoslavië kwam zodoende nooit echt onder bewind van de As-mogendheden. Uiteindelijk bevrijdde Joegoslavië zichzelf.

Van deze geschiedschrijving luidde de moraal voor het heden dat militair ingrijpen van buitenaf gedoemd was in een politiek en militair moeras te eindigen.(Vietnam!) Nu het gaat om de inzet van NAVO-landstrijdkrachten, wordt dit verhaal in allerlei media opgepoetst.

Dat is merkwaardig, want in Kroatië en Bosnië-Hercegovina heeft de partizanenmythe geen dag stand gehouden toen hij zich juist had moeten bewijzen. In de zomer van 1995 toonden de (Bosnisch-)Servische strijdkrachten zich niet opgewassen tegen het nieuwe Kroatische leger, een andere tegenstander dan slecht uitgeruste Bosnische eenheden en wanhopige burgers. De Nederlandse generaal b.d. die voorzag dat de Kroatische overwinning zou worden gevolgd door een langdurige Servische guerilla in Krajina zat er helemaal naast.

Als de recente oorlog in Bosnië vragen oproept over de partizanenmythe, dan is het verstandig deze mythe eens nuchter onder ogen te zien.

Op 27 maart 1941 vond in Belgrado een staatsgreep plaats. Generaal Simovic nam de macht over met het oogmerk Joegoslavië's neutraliteit te verzekeren. Dat was Hitler niet genoeg. Op 6 april nam hij Joegoslavië mee in zijn aanval op Griekenland. Een kleine zestig jaar geleden was het kennelijk mogelijk op heel wat kortere termijn landstrijdkrachten in te schakelen dan tegenwoordig, nu zelfs voor 'Rapid Reaction Forces' niet in dagen of weken, maar maanden wordt gerekend.'Wehrmacht' en 'Luftwaffe' veroverden zonder veel problemen heel Joegoslavië in tien dagen.

Daarna werd het verkaveld onder de Duitse, Italiaanse, Hongaarse en Bulgaarse overwinnaars en kwam het verzet op gang, nationalistische 'cetniks' (voornamelijk Serviërs) en communistische partizanen, die al gauw vooral ook elkaar bestookten en daarbij niet zelden coalities met de bezetters aangingen. Volgens de mythe hielden Tito's partizanen twintig Duitse divisies bezig, was hun strijd succesvol en is Joegoslavië uiteindelijk door hen bevrijd.

Niets van waar. De partizanen waren voor de Duitsers nooit een echte bedreiging, ook niet na de capitulatie van Italië in 1943. De verbindingen met Griekenland en de Kosovaarse erts-mijnen werden door de partizanen nooit ontregeld; zij vormden het enig strategisch belang van Hitler bij Joegoslavië. Wanneer de Duitsers echt ingrepen, waren de partizanen niet tegen hen opgewassen. In 1944 moest Tito zich met steun van de Royal Navy terug trekken op het eiland Vis, het meest westelijke aan de Adriatische kust en het enige waar de Duitsers niet de baas waren.

In al die jaren opereerde er slechts één eerste klas-divisie van de 'Wehrmacht' in het gebied (1. Gebirgsdivision). De meeste Duitse eenheden die in Joegoslavië opereerden waren militair te zwak om tegen het Rode Leger of de Westerse geallieerden te worden ingezet en werden uit de lokale bevolking gerecruteerd, inclusief de SS-divisies Prinz Eugen (Volksduitsers) en Halbschar,'Kromzwaard', (Moslims) en Skanderbeg (Albanezen). Dit gaf de strijd nog meer het karakter van een burgeroorlog.

Uiteindelijk bevrijdde het Rode Leger Belgrado. Nadat het was opgerukt naar Hongarije hielden de resterende Duitse troepen het tegen Tito's partizanenleger nog een half jaar uit en zij capituleerden uiteindelijk pas op 15 mei - een week nadat de Tweede Wereldoorlog was geëindigd.

Niet de partizanenkrijg, maar de mythe die daarvan is gecrëeerd blijft Tito's voornaamste prestatie in de Tweede Wereldoorlog. De kracht ervan wordt gedemonstreerd nu deze mythe dienst doet als argument om niet met landstrijdkrachten op te treden tegen een Servische soldateska die nu juist het volksverzet in Kosovo tracht te breken. Men leert hiervan dat het Westen even goedgelovig is als het om historische mythen gaat als de Balkan.

Bart Tromp

Auteur
Bart Tromp
Verschenen in
Het Parool
Datum verschijning
26-04-1999

« Terug naar het overzicht