De politiek en Maarten van Traa

HET RAAKTE me. Toen Jan Tromp vorige week aan het eind van het radioprogramma Met het oog op morgen berichtte dat Maarten van Traa gewond was geraakt bij een verkeersongeluk en daarna was overleden, ben ik uit bed gestapt en die nacht nog lang opgebleven.

Goede vrienden zijn wij nooit geweest, maar ik kende hem al uit de Nederlandse Studentenraad in 1967, waar hij afgevaardigde was het rechtse Nederlandse Studenten Akkoord en ik van de linkse Studenten Vakbeweging (opgericht door Ton Regtien, Anton van Hoof en Wim Mateman). Bijna tien jaar later, het moet 1975 zijn geweest, was hij behalve journalist redacteur bij De Bezige Bij. Hij zocht contact en nodigde mij bij hem thuis. Hij wilde dat ik een sociologische analyse van Nederland schreef. Dit leidde tot enkele geanimeerde bijeenkomsten, maar het boek waaraan ik zonder hem wellicht niet was begonnen, kreeg een heel andere inhoud en verscheen in 1977 bij De Arbeiderspers.

Wij hielden niettemin contact, zeker toen wij in 1979 allebei kandidaat stonden voor het bestuur van de PvdA, hij voor de functie van internationaal secretaris. Omdat wij noch tot de club van Nieuw Links behoorden, noch tot het nieuw-Nieuw Links van voorzitterskandidaat Max van den Berg en vanzelfsprekend ook niet tot De Rooie Vrouwen, waren wij tweeen nagenoeg de enige onafhankelijke kandidaten.

Maarten voerde een verwoede campagne en wist aan de vooravond van het partijcongres al dat hij op meer dan voldoende steun kon rekenen om gekozen te worden. Een paar dagen voor dat congres at hij bij mij thuis in Eindhoven. Ik moet niet voor het eerst terugdenken aan het gesprek dat we toen voerden, vooral aan wat hij ter afsluiting zei, druk in de weer met zijn pijp: hij zou nu voor twee jaar gekozen worden en vervolgens voor twee jaar herkozen. Dan zouden ze in de partij denken dat hij aan de politiek verkocht was. Maar dat zouden ze goed mis hebben. Hij was niet van plan vast te raken als beroepspoliticus.

Inderdaad werden wij allebei gekozen. De eerste tijd logeerde ik wel bij hem, als de tweewekelijkse partijbestuursvergadering de laatste trein naar het zuiden voorbijliep. Maar dat hield ongemerkt op naarmate Maarten zijn politieke onafhankelijkheid steeds meer opofferde aan zijn functie en ik een eenling werd in het partijbestuur, omdat ik insisteerde op een politieke argumentatie voor de categorische afwijzing van het Navo-dubbelbesluit van eind 1979.

Argumenten tegen de plaatsing van 'kruisraketten' zouden echter impliceren dat er ook argumenten voor zouden kunnen bestaan. Daarom is die argumentatie er nooit gekomen en is er in dat partijbestuur in al die jaren ook nooit over gediscussieerd.

Maarten, voor 1979 een goed journalist, heeft daarna nooit iets behoorlijks op papier gezet - in al die jaren twee rommelige interne notities, geschreven alsof hij de afdeling Groningen op een demonstratieve protestvergadering moest toespreken, inclusief die vreselijke zinswending die hij heeft uitgevonden: 'Partijgenoten, het kan toch niet zo zijn dat...' (waarop ik altijd aanvul: '...het is zoals het is.').

Zijn verbale talenten in vier talen en zijn ongelofelijke imitatievermogen daarentegen maakten hem een bekwaam diplomaat; geen wonder dat Willy Brandt hem graag als secretaris (meen ik) van de Socialistische Internationale wilde hebben. Maar een inhoudelijke discussie was niet meer mogelijk; hij liet je altijd merken dat hij, als internationaal politicus, over een veel bredere kijk en veel diepere inzichten beschikte dan eenvoudige geleerden, amateurs of intellectuelen die dingen uitzochten.

Pas in juridische kwesties over vluchtelingen en na de IRT-enquete zag ik een Van Traa die wel degelijk precies en terzake kon argumenteren. Hij bevond zich toen allang niet meer in het machtscentrum van de PvdA.

De 'dianasering' van de dood leidt tegenwoordig tot een wedstrijd in ophemelen van gestorvenen. Plotseling heet Maarten van Traa het linkse geweten van de PvdA, is zijn heengaan 'een absolute ramp' voor die partij en ga zo maar door. Maar de partij die dat zegt, achtte het Kamerlid Van Traa niet geschikt om ten tijde van de Golfoorlog als woordvoerder op te treden en bevond hem na zeven jaar als internationaal secretaris en acht jaar als Kamerlid in 1994 zelfs voor staatssecretaris niet in aanmerking komen. Dit jaar werd in het profiel voor de nieuwe fractie melding gemaakt van behoefte aan kwaliteit op het gebied van de internationale politiek.

Begin dit jaar hadden wij nog een aanvaring, toen ik in NRC Handelsblad werd geciteerd met de opmerking dat de onder voorzitterschap van Van Traa geschreven PvdA-nota over buitenlandse politiek bij mij nog niet van een eerstejaarsstudent zou zijn geaccepteerd. Op het partijcongres reageerde Maarten daarop met de woedende constatering dat hij dus gezakt was en bij professor Tromp wel nooit zou slagen.

Een paar weken later hebben wij het op een Duits-Nederlandse conferentie enigszins bijgelegd.

Nu hij zo onverwacht en voortijdig is gestorven, blijf ik achter met de gedachte dat de politiek van Maarten van Traa beter is geworden dan Maarten van Traa van de politiek.

Auteur
Bart Tromp
Verschenen in
Het Parool
Datum verschijning
29-10-1997

« Terug naar het overzicht