De prijs van groei



 In geen ander land ter wereld tiert het kapitalisme zo welig als in de Volksrepubliek China, officieel een meerpartijenstaat, die feitelijk wordt geregeerd door de Chinese Communistische Partij (CCP). Die werd in 1921 opgericht met de hulp van Comintern-agent Henk Sneevliet. Daar kan Nederland nog trots op zijn.

 Volgens bepaalde optimistische theorieen bestaat er een onlosmakelijk verband tussen kapitalisme en democratie, al zijn die meestal niet erg overtuigend als het gaat om de vraag of het een het ander bevordert of omgekeerd. Maar in China is geen democratie. Onder de nieuwe secretaris-generaal, Hu Jintao, is op dit moment sprake van de overgang van de vierde naar de vijfde generatie communistische leiders. De nieuwe elite is beter opgeleid en minder doctrinair dan zijn voorganger, maar lijkt vastbesloten voor de komende dertig jaar een wezenlijke verandering van het politieke stelsel uit te sluiten, juist om de economische groei niet in gevaar te brengen.

 Voor zover de vierde generatie daar al anders over dacht, hebben de desintegratie van de Sovjet-Unie en de daaropvolgende chaos ('democratie') onder Boris Jeltsin als afschrikwekkend voorbeeld dienstgedaan.

 Een regime komt maar zelden ten val als gevolg van verzet van onderop. De ineenstorting wordt pas onvermijdelijk als de heersende machthebbers het vertrouwen in de legitimiteit van hun positie verliezen. Dat is wat er in de Sovjet-Unie gebeurde, waar de laatste generatie communistische leiders het geloof in de onoverwinnelijkheid van het communisme allang had ingeruild voor cynisme en zelfverrijking.

 Zelfverzekerdheid van de politieke elite garandeert anderzijds geen blijvende stabiliteit. De ongekende economische groei van de afgelopen jaren leidt in China tot steeds grotere sociale spanningen. In 2005 werden officieel 87.000 'massale incidenten' geregistreerd, al is niet duidelijk wat daaronder wordt verstaan. De groei is bovendien zeer ongelijk verdeeld, regionaal zowel als sociaal. Vele tientallen miljoenen profiteren er in ruime mate van en vormen een langzamerhand omvangrijke middenklasse. Maar nog veel meer Chinezen blijven achter. Kijk maar eens naar een documentaire over de bedrijfjes waar koper wordt gewonnen door afgedankte pc's of andere elektronische apparaten te verbranden, waarbij de arbeiders de giftige verbrandingsgassen inademen.

 Amnesty International publiceerde afgelopen maand een schokkend rapport over de naar schatting 150 tot 200 miljoen Chinezen die van het platteland naar de steden zijn getrokken, en daar onder onmenselijke arbeidsvoorwaarden op zijn best een hongerloon verdienen, zonder toegang tot onderwijs en gezondheidszorg. Hun aantal zal in de nabije toekomst verder toenemen.

 Zulke beschrijvingen roepen bij mij associaties op met het 24ste hoofdstuk van Das Kapital. Waarschijnlijk omdat ik dit hoofdstuk opnam in mijn recent verschenen bloemlezing uit het werk van Karl Marx (Er waart een spook door Europa) en ik deze week een boek over Marx naar de drukpers bracht. Dat 24ste hoofdstuk gaat over 'de zogenaamde oorspronkelijke accumulatie', de wijze waarop in de late Middeleeuwen het kapitaal werd vergaard dat de start van een kapitalistische economie mogelijk maakte. Het is een naargeestig verhaal, waarin 'het kapitaal geboren wordt, van hoofd tot voeten, uit alle porien, druipend van bloed en vuil'.

 Dat lijkt wel erg op het proces dat zich nu in China voordoet. Alleen is het hier niet de adel die gemeenschappelijke gronden (commons) aan de bevolking onttrekt en zich meester maakt van rechten op jacht- en visgronden, maar partij-elites die collectieve landerijen en staatsbedrijven in prive-eigendomdom veranderen, geholpen door de macht van de staat.

 Het Nationale Volkscongres, op papier het hoogste politieke orgaan in de Volksrepubliek, heeft afgelopen maand, op zijn jaarlijkse congres, wetten aangenomen die voor het eerst particulier eigendom legaal maken. De juridische bepaling van eigendom is uiteraard een noodzakelijke voorwaarde om een ordelijk economisch verkeer mogelijk te maken. Maar vaststellen wie recht heeft op welk eigendom is in een land waar dat nooit duidelijk is geregeld, en waar nog steeds het recht van de sterkste (partijbons) geldt, niet een kwestie van recht, maar een zaak van macht. Ik verwacht dat de invoering van eigendomstitels ten koste zal gaan van de honderden miljoenen die nu al de prijs van China's economische groei betalen. De sociale tegenstellingen in de Volksrepubliek zullen toenemen, tegen een prijs die niemand nu kan bevroeden.

Auteur
Bart Tromp
Verschenen in
Elsevier
Datum verschijning
21-04-2007

« Terug naar het overzicht