De prijs van Paars

Met verbazing heb ik de afgelopen week kennis genomen van allerlei commentaren op de gemeenteraadsverkiezingen. Tekenend voor het niveau van de media was de wel drie dagen aanhoudende druktemakerij over het narrige optreden van de landelijke lijsttrekkers Melkert en Dijkstal in een televisieforum na afloop van de verkiezingen. Kranten openden er hun eerste, tweede en laatste editie mee. Een hoogleraar filosofie besteedde in het tv-programma Netwerk zijn spreektijd over de gemeenteraadsverkiezingen geheel en al aan de kleding, houding, gelaatsuitdrukking en woordkeuze van de deelnemers aan dit forum.

 

De hele gang van zaken is er een voorbeeld van hoe de media politiek eerst trivialiseren en terugbrengen tot mannetjesmakerij (of gebrek daaraan), om vervolgens in meewarige commentaren te klagen dat het in de politiek ‘nergens meer over gaat’ en dat ‘personen belangrijker zijn dan partijen’. Zo wordt politiek steeds meer onderdeel van de vermaaksindustrie en politieke voorkeur op één lijn gebracht met het afwegen van de smaak van een ijsje. Geen wonder dat bij deze verkiezingen voor het eerst een fors aantal lolkiezers kon worden geïdentificeerd.

 

De uitslag is echter allereerst de prijs die betaald wordt voor acht jaar paars. Dat dit zou gebeuren was vrijwel onvermijdelijk. Tot voor een paar maanden geleden ging het debat over paars nog altijd over de voordelen van deze combinatie, die immers een eind heeft gemaakt aan de sinds 1918 vanzelfsprekende dominantie van de confessionele partij(en) in het politieke centrum, een dominantie die hen in staat stelde niet alleen altijd deel uit maken van de regering, maar ook nog eens te bepalen met welke andere partij of partijen zij dat zouden doen.

 

De uitschakeling van het CDA in 1994 hield echter niet in dat het beleid wezenlijk veranderde, met als gevolg dat de toch al aangeslagen Christen-Democraten niet tot een consistente oppositie bij machte waren. Oud-premier Ruud Lubbers was niet te beroerd om desnoods in de International Herald Tribune uit te leggen dat de successen van de paarse coalitie hun basis vonden in het beleid van zijn voorafgaande kabinetten, maar de consequentie moest wel zijn dat politieke verschillen tussen de vier grootste partijen moeilijk vielen waar te nemen.

 

De algemene teneur van de paarse kabinetten versterkte dit effect. De voormalige politieke tegenstanders PvdA en VVD probeerden niet hun meningsverschillen in het publiek uit te vechten en daar tot heldere compromissen te komen. Tegenstellingen werden toegedekt en leidden tot ingewikkelde vormen van afruil achter de coulissen. Daarvóór nam het kabinet, de minister-president voorop, de houding aan, dat het altijd ging om technische beslissingen die op basis van deskundigheid konden worden genomen, niet op die van politieke voorkeur.

 

Een dergelijke samenklontering van de grote partijen in het midden onder de wapperende vaandels van de technokratie heeft onvermijdelijk electoraal twee gevolgen. Ten eerste ontstaat links en rechts van dit midden een grote ruimte die andere partijen kunnen gaan bezetten. Tegelijkertijd verliezen kiezers hun belangstelling omdat er – behalve helemaal links en helemaal rechts – niets meer te kiezen valt of kiezen er hun ogen toch niet meer toe doet.

 

Exemplarisch voor deze ontwikkeling is dat het thema van wat vroeger ‘politieke duidelijkheid’ heette, volkomen van de agenda van de politiek verdwenen is. Wat werd daar vroeger mee bedoeld? Dit: dat men het voornaamste tekort van het Nederlandse politieke stelsel het feit achtte dat de kiezers wel op een partij konden stemmen, maar daarmee niet konden bepalen wat de samenstelling van de regering zou zijn. Het waren immers de partijen die dit na de verkiezingen onder elkaar uitmaakten. De kiezer stond daarbuiten. D’66 – zoals het toen nog werd gespeld – is opgericht om aan deze situatie een eind te maken. Allerlei staatkundige veranderingen zijn met dat doel voorgesteld. Later ook partijpolitieke: een stembusakkoord tussen partijen, met als inhoud: samen na de verkiezingen in de regering of samen in oppositie, was ook een mogelijkheid om duidelijkheid te verschaffen. Het allerminste was wel dat een partij vóór de verkiezingen meldde met welke andere partij(en) zij erna zou willen samenwerken.

 

De vorming van de paarse coalitie vond plaats achter de ruggen van de kiezers om. Sindsdien is het er wat betreft ‘duidelijkheid in de politiek’ alleen maar erger op geworden. Want waar vroeger het verschil tussen ‘links’en ‘rechts’ ervoor zorgde dat het aantal partijpolitieke combinaties beperkt bleef, is sinds paars elke coalitie mogelijk. Sommigen beschouwen dit als winst. Ik zie dit als een extra prijsverhoging van paars. Het betalen van deze prijs is nog maar net begonnen.

 

Bart Tromp

Auteur
Bart Tromp
Verschenen in
Het Parool
Datum verschijning
14-03-2002

« Terug naar het overzicht