De rauwe werkelijkheid
ALGEMEEN IS IN de media het advies van de commissie-De Rooy met instemming ontvangen, zelfs voordat men het had kunnen lezen. Een artikel in de Volkskrant, gebaseerd op uitgelekte fragmenten, volstond om diverse columnisten en commentatoren aan het werk te zetten.
De teneur van de artikelen was juichend: geschiedenis krijgt weer een serieuze plaats in het basis- en voortgezet onderwijs! Niet langer in de vorm van op zichzelf staande thema's zoals 'warm eten in de Middeleeuwen' of 'jodenvervolging tijdens het Derde Rijk', maar door ontwikkelingen door de tijd heen ('chronologie') zichtbaar te maken.
Nu is kennis van de geschiedenis alleen mogelijk op basis van het besef dat sommige gebeurtenissen niet toevallig zijn voorafgegaan aan andere. In zoverre maakt dit advies een eind aan de absurde situatie dat geschiedenisonderwijs in Nederland eigenlijk niets met geschiedenis te maken had. Als lid van de commissie-De Rooy kijk ik niettemin wat beduusd aan tegen al deze positieve commentaren. Ik vind ze veel te juichend en veel te optimistisch.
Mijn deelname aan de commissie betekende een onaangename kennismaking met de rauwe werkelijkheid van het Nederlandse onderwijsbeleid. Die bleek nog veel erger dan ik had vermoed. Als je de allerergste onzin in het voorgelegde onderwijskundig proza aan de kaak stelde, kreeg je meestal te horen dat deze formulering juist 'staand beleid' tot uitdrukking bracht.
'Staand beleid' herinnert onvermijdelijk aan de onsterfelijke opmerking van Jan Schaefer: 'Is dit beleid of is erover nagedacht?' Staand beleid in de historische en maatschappelijke vorming houdt bijvoorbeeld in dat de examenstof begint met een gedetailleerde opsomming van 'vaardigheden' die de kandidaat zich moet hebben eigen gemaakt. Daarin staan uitvoerige eisen met betrekking tot computergebruik bij het verzamelen van informatie.
Het woord 'bibliotheek' komt echter alleen voor bij de exameneis dat de kandidaat gebruik moet kunnen maken van 'geautomatiseerde zoeksystemen in bibliotheek en mediatheek'. Volgens moderne, althans modieuze inzichten zijn kennis en inzicht van minder belang dan de vaardigheid te weten langs welke weg je aan informatie komt. 'Kennis' is echter niet een optelsom van afzonderlijke weetjes die los van elkaar kunnen worden opgedaan via internet. Kennis vormt altijd een structuur, chronologisch of thematisch. Het begrip 'hypotheek' is onbegrijpelijk zonder kennis van de begrippen 'eigendom' en 'rente'. 'Stadhouder' is niet te vatten zonder kennis van de politieke verhoudingen in de zestiende en zeventiende eeuw.
'Vaardigheden' lijkt mij een zinvolle 'eindterm' bij het vak lichamelijke oefening: een radslag kunnen maken, een vogelnestje, of de honderd meter afleggen binnen vijftien seconden. Bij vakken zoals geschiedenis of maatschappijleer leiden 'vaardigheden' maar al te gauw tot geklooi met computers en internet. Maar zulke 'vaardigheden' zijn niet meer dan middelen. Ze hebben niets te maken met het doel: inzicht verwerven in geschiedenis en samenleving.
Ons advies heeft een boekje van 160 bladzijden opgeleverd, afgezien van de bijlagen. Het ligt nu bij de staatssecretaris. Als die het heeft gelezen en niet aan de inhoud tornt - niet waarschijnlijk - gaat het naar de Tweede Kamer. Vervolgens zullen de 'onderwijsspecialisten' van de fracties zich erover uitspreken. In het algemeen gesproken zouden dit voor hetzelfde geld ambtenaren van het ministerie kunnen zijn, zodat men mag verwachten dat het advies, al dan niet voorzien van reukvlaggetjes van volksvertegenwoordigers, wordt getransformeerd in beleid en uiteindelijk onderdeel wordt van het 'staand beleid'.
Eind goed, al goed? Nee. Dan begint het pas. Want dan moeten er studieboeken en ander onderwijsmateriaal komen, waarin de nieuwe uitgangspunten voor het onderwijs in historische en maatschappelijke vorming tot hun recht komen. Op dit moment treedt de overheid terug. Dit is een zaak van het vrije initiatief, de markt. Het staat iedereen vrij zulke studieboeken te schrijven, zoals het de scholen vrij staat daaruit de boeken te kiezen die zij het meest geschikt vinden.
In werkelijkheid komt dit deel van de vrijheid van onderwijs erop neer dat twee of drie grote uitgeverijen zo'n boek laten schrijven en de scholen stellen voor de keuze daaruit. Of zulke boeken recht doen aan de vastgestelde leerstof en of ze van voldoende kwaliteit zijn, is aan geen controle onderworpen. Zo staan de leerboeken voor het nieuwe vak algemene natuurwetenschappen vol fouten en misvattingen. Het is, kortom, veel te vroeg om te juichen over deze onderwijshervorming.
- Auteur
- Bart Tromp
- Verschenen in
- Het Parool
- Datum verschijning
- 01-04-2001