De staat verdwijnt?
AL JAREN WORDT de staat in het verdomhoekje gezet. Het zou gedaan zijn met zijn dominante positie in de wereld. Steeds minder kan de staat uitrichten in zijn eigen territorium en het weinige dat hij nog vermag, doet hij slecht. Zeker in Europa wordt al jaren getamboereerd op het 'einde van de natie-staat'. Hier zou deze immers geheel of gedeeltelijk opgaan in een verenigd Europa (dat geen staat mag heten).
Wat overblijft, is een beperkt bestuurslichaam, dat ook nog naar onderen macht en bevoegdheden zal afstaan: naar gemeenten en provincies en vooral naar nog niet nader gespecificeerde 'regio's'. Bij het Verdrag van Maastricht is daarop al vooruitgelopen, hoewel niemand weet hoe en door wie die 'regio's' zullen worden vastgesteld. De moderne staat, de grootste, krachtigste en meest verbreide politieke organisatie in de wereld heet, kortom, ten dode opgeschreven.
Een van de argumenten achter deze stelling en voorspelling wordt geleverd door de zogenaamde interdependentie-theorieen. Hun grootste gemene deler is de gedachte dat de wereld in de loop van de tijd steeds meer vervlochten is geraakt -cultureel en economisch; door verkorting van reistijd en vergroting van communicatiemogelijkheden en informatiestromen enzovoort.
Deze vervlechting of interdependentie leidt tot steeds grotere onderlinge afhankelijkheid en is daar tegelijk de uitdrukking van. Op die manier wordt de autonomie van de staat uitgehold. Want geen staat kan alles meer op eigen houtje. Elke is door talloze dunne draadjes en dikke kabels aan vele andere gebonden. Zelfs de machtigste staat van dit moment, de Verenigde Staten, was in de Golfoorlog op in Japan en Europa geproduceerde apparaten aangewezen om zich militair te kunnen manifesteren.
Voor de theoretici van de interdependentie zit er aan dit proces iets moois. Dat de staat zo zijn einde nadert, vinden zij namelijk helemaal niet erg. Want wat de staten ook nalaten, er is een ding waarop zij het monopolie hebben: oorlogvoering. Welnu: toenemende interdependentie maakt oorlogvoering niet onmogelijk, maar wel zinloos. Door oorlog worden de ketens van interdependentie verbroken, en dat gaat ten koste van verliezer en winnaar.
Grotere interdependentie leidt tot zwakkere staten en tot minder oorlog. Dat is eigenlijk de centrale stelling van de interdependentietheorieen. De wat verfijndere maken overigens nog onderscheid tussen de feitelijke interdependentie van staten, en het besef daarvan bij de politieke elites ('cognitieve interdependentie'). Als de laatsten niet in de gaten hebben dat hun staat onontwarbaar verknoopt is met andere, kunnen zij immers tot verkeerde politieke besluiten komen en alsnog oorlog gaan voeren.
De interdependentie-theorie wordt aangehangen door mensen die er nog nooit van gehoord hebben. Daartoe behoren zonder twijfel de aartsvaders van de Europese 'eenwording'. Deze laatste begon met de oprichting van de Europese Kolen- en Staalgemeenschap. Wanneer Europese staten als Frankrijk en Duitsland, die binnen honderd jaar drie keer oorlog met elkaar hebben gevoerd, aan elkaar zouden worden gesmeed door kolen en staal, zou een vierde oorlog ondenkbaar en onmogelijk worden. Dat was de grote gedachte van Jean Monnet, de grootste van de aartsvaders.
Een naargeestig aspect van de desintegratie van Joegoslavie is dat deze het optimisme achter de interdependentie-theorie logenstraft. De onderlinge verwevenheid van de verschillende gebieden en 'volken' was tot 1991 immers groot. In economisch opzicht vormden de deelrepublieken een eenheid waar de EG nog niet aan toe is. De verschillende 'volken' en religies waren door onderlinge banden sterk met elkaar verbonden en vermengd. Bij de laatste volkstelling identificeerden meer dan twee miljoen bewoners zich als 'Joegoslaven' in plaats van als lid van een van de vele officieel erkende etnische groepen.
Die bestonden (en bestaan) veelal op basis van willekeurige en achteraf bedachte criteria. Een van de ergste roverhoofdmannen onder de Serviers kwam een tijdje geleden in opspraak, toen hij eigenlijk van Kroatisch en Moslim-'bloed' bleek te zijn. De belangrijkste taal, het Servokroatisch, werd algemeen begrepen en gekend.
Maar deze interdependentie heeft de oorlog niet voorkomen. Op zijn beurt heeft de oorlog de juistheid van de theorie bevestigd: iedereen is erop achteruit gegaan. Zelfs Slovenie, dat nauwelijks in oorlog is geweest en toch al het rijkste deel van het land was.
Gebrek aan 'cognitieve interdependentie' bij de politieke elites? Ik geloof het niet. In Slovenie en Kroatie werden de kosten van interdependentie hoger geacht dan de voordelen en in Servie ook. De andere republieken werd niets gevraagd: zij stonden - behalve Montenegro - voor de keus zich zelfstandig te verklaren of het lot van Kosovo en Vojvodina te ondergaan en Servische kolonies te worden.
Sindsdien zien we - vooral in Kroatie en Servie-Montenegro - een bewust beleid om de interdependentie vooral op cultureel en politiek gebied te vernielen. Het meest bizarre voorbeeld is de wijze waarop het Servokroatisch wordt opgedeeld in een kunstmatig neoKroatisch en een even kunstmatig neo-Servisch. Het doet denken aan de wijze waarop de NSB het Nederlands tijdens de Tweede Wereldoorlog vernederlandste ('Hou zee'). Het is een even absurd als gruwelijk proces. Maar het staat niet op zichzelf. Zonder het modelJoegoslavie bestond Tsjechoslowakije nog, daar ben ik zeker van. De staat gaat ten onder. Maar zo komen er steeds meer van.
- Auteur
- Bart Tromp
- Verschenen in
- Het Parool
- Datum verschijning
- 21-04-1993