De staccatodemocratie

Minder dan een jaar na verkiezingen die niet eerder vertoonde verschuivingen in de Nederlandse politiek opleverden, volgden nieuwe verkiezingen met al even opzienbarend resultaat – maar nu grotendeels in een andere richting. Het ziet er echter niet naar uit dat wij terugkeren naar normale politieke verhoudingen, gebaseerd op een zekere stabiliteit onder de kiezersvoorkeur. Voorlopig is Nederland beland in een staccato-democratie, waar de ene luidruchtige schok wordt gevolgd door de andere.

            Het verschil met de campagne van vorig jaar had niet groter kunnen zijn. Die speelde zich ook voornamelijk op de tv af, maar voor het merendeel in showprogramma’s. Deze keer was het een en al politiek debat op de vele publieke en commerciële zenders. De debatten vertoonden echter een aantal gemeenschappelijke kenmerken die mij niet aanstaan. In de eerste plaats lijkt het erop dat kern van de moderne retoriek eruit bestaat de gesprekspartner na maximaal één volzin te interrumperen. Dat gold niet alleen voor de politici, maar vaak nog sterker voor presentatoren. Het is nagenoeg onmogelijk geworden meer kwijt te raken dan een standpunt, op zijn best vergezeld van een simplistische redenering. Voor argumentatie en nuancering is geen plaats, alsof de kiezers allemaal domoren zijn, of lui die met goedkope praat naar de mond moeten worden gepraat.

            Deze ontwikkeling is nog versterkt door de vele presentatoren die zich vaak meer inspanden om hun eigen mening te ventileren (met name Wester en Rottenberg) dan om politici te vragen (of te dwingen) hun standpunten uiteen te zetten en te verhelderen. De amusementswaarde van zulke politieke debatten gaat zo onvermijdelijk ten koste van de overdracht van informatie.

            Inhoudelijk was het meest interessante debat tijdens deze campagne dat tussen VVD-staatssecretaris Rutte (VVD, Economische Zaken) en voormalig secretaris-generaal Van Wijnbergen van datzelfde departement. De nieuwe VVD-coryfee had de oorlog aan ‘de bureaucratie’ verklaard, één van de algemene thema’s in deze campagne. Wie is tenslotte niet tegen ‘de bureaucratie’? Uitgedaagd deze dooddoener concreet inhoud te geven, kwam Rutte  met de ene organisatorische ingreep na de andere procedurele vernieuwing. Van Wijnbergen verwees ze allemaal naar de prullenbak: alles wat Rutte voorstelde was indertijd onder minister Wijers al precies zo uitgevoerd. Maar het had niet in het minst opgeleverd wat de frisse nieuwe staatssecretaris er nu van verwachtte. Zulke debatten zijn er veel te weinig geweest. De erfenis van Fortuyn dreigt er op neer te komen dat van politici verwacht wordt dat zij op televisie alleen maar in ‘one-liners’ mogen spreken.

            De staccato-democratie komt ook tot uiting in de hoge slijtwaarde van politici die zich naar de eisen van de tijd plooien. Toen hij nog geen anderhalf jaar geleden aantrad als fractievoorzitter van het CDA, maakte Balkenende indruk als een authentiek christen-democratisch politicus, wars van flauwekul. Na de zogenaamde verkiezingsoverwinning van het CDA (die het op twee na slechtste resultaat uit zijn geschiedenis boekte) negeerde hij echter de les die de partij uit de nederlaag van 1994 had getrokken: dat de politiek leider in de Tweede Kamer zitting moest hebben. Hij formeerde gretig en overhaast zijn kabinet, was niet in staat in die kring de ‘normen en waarden’ te handhaven waarover hij maar niet ophield te kletsen, verloochende het CDA-program waaraan hij zoveel had bijgedragen en liet zich programmatisch bedotten door een toen nog grijnzende Gerrit Zalm. Na 87 dagen ruziemaken viel zijn kabinet uiteen. Sindsdien doet Balkenende alsof hij een geslaagd premier is geweest en roept op pedante toon dat er een ‘stabiele regering’ onder zijn leiding moet komen. Het is alsof een pyromaan opeist vanwege zijn unieke deskundigheid hoofd van de brandweer te worden.

            De staccato-democratie bedreigt echter evengoed de grote winnaar van deze verkiezingen, Wouter Bos. (Het is overigens de op drie na slechtste uitslag uit de geschiedenis van de partij.) Ik krijg er een ongemakkelijk gevoel bij dat de sympathieke PvdA-lijstrekker tegenwoordig nooit meer een das draagt, terwijl ik hem in zijn paarse tijd nooit daarzonder heb waargenomen. Het doet mij denken aan heel lang geleden, toen Max van den Berg, net jongste wethouder van Nederland, mij toevertrouwde  nooit meer een das te kunnen dragen, op straffe zijn imago kwijt te raken.

            Ernstiger vorm van staccato-democratie noem ik echter zijn plotselinge voorkeur voor de gekozen minister-president, verdedigd met een ‘het denken staat bij ons niet stil’. Niet alleen ‘maakt de ‘gekozen minister-president’ geen deel uit van het programma van de PvdA, er is mij ook geen enkel betoog of artikel binnen de PvdA bekend waarin dat ‘denken’ gestalte heeft gekregen. Dat is niet verwonderlijk. De PvdA staat sinds jaar en dag voor het principe van de parlementaire democratie; een gekozen minister-president komt neer op de afschaffing daarvan.

Bart Tromp

Auteur
Bart Tromp
Verschenen in
Het Parool
Datum verschijning
23-01-2003

« Terug naar het overzicht