De taak der sociaaldemocratie

Toen de Franse president Pompidou de Volksrepubliek China bezocht informeerde hij in zijn gesprek met Mao Zedong naar diens oordeel over de Franse Revolutie. Naar verluidt liet Mao toen weten dat het zijns inziens te vroeg was om daar nu al een oordeel over te vellen.

Bij hem sluit ik mij graag aan als het gaat over de laatste Kamerverkiezingen. Over de bewegingen van het electoraat is op het moment dat ik dit schrijf (29 mei) bijvoorbeeld nog maar weinig betrouwbare informatie beschikbaar. Deze beschouwing draagt daarom een voorlopig karakter.

exit campagnepartij

De voorzittersstrijd in de PvdA van vorig jaar, zo komt het mij nu voor, laat zich lezen als een preecho binnen de PvdA van een overeenkomstig proces dat zich vervolgens in de Nederlandse politiek als geheel heeft afgespeeld. De top van de PvdA probeerde bij die strijd alsnog goed te maken wat zij bij de verkiezing van Marijke van Hees had verloren. Toen al ging het om de keuze tussen een beginsel- en ledenpartij dan wel een campagnepartij. De partijleiding schoof het duo Booij/Van Bruggen naar voren, indertijd door voorzitter Felix Rottenberg als ‘jongeren’ voor het partijbureau ingehuurd toen hij geen greep op de Jonge Socialisten kon krijgen.

Hun program was de afschaffing van de ledenpartij als politieke organisatie. Degenen die zo dwaas waren nog lid te blijven, zouden met vrijblijvende ‘festivals’ en dergelijke koest gehouden worden. De beroepspolitici moesten het (nog meer) voor het zeggen hebben, ondersteund door professionele experts op het gebied van campagnevoeren en kiezersonderzoek.
Nieuwe beroepspolitici konden veel beter worden gerekruteerd door professionele headhunters dan via de traditionele organisatie.

Na de onsmakelijke wijze waarop Marijke van Hees was weggewerkt, meende de partijleiding alsnog haar zin door te kunnen zetten. Zij schoof fractiesecretaris Sharon Dijksma naar voren als kandidaat-voorzitter, met als enige argumentatie dat deze jong en vrouw was. Dijksma kondigde aan de partij ‘gezellig’ te zullen maken. Dat zij inhoudelijk noch naar buiten toe gekwalificeerd was telde niet¬daaruit alleen al bleek de minachting voor de PvdA als ledenpartij.

Uit ergernis over deze stand van zaken accepteerde ik indertijd, net als Ruud Koole en Bouwe Olij, de kandidatuur voor het voorzitterschap. Ik noem nu nog eens de argumenten waarmee ik mijn kandidatuur toen onderlegde, argumenten die door de andere tegenkandidaten eveneens naar voren zijn gebracht:


> De PvdA had in de paarse coalities zijn sociaaldemocratische identiteit verloren en was naar rechts opgeschoven. De zogenaamde ontideologisering (het afschudden van ideologische veren) betekende enerzijds technocratisering van de politiek, kwam anderzijds neer op het overnemen van de neoliberale agenda.


> Daardoor hadden partijen links van de PvdA een aanhang onder de kiezers verworven die historisch zonder precedent was.

> De PvdA onderschatte ernstig de electorale bedreiging van ‘leefbaarheids’-partijen.

> De maatschappelijke ontwikkeling ging de laatste twintig jaar in de richting van grotere sociaal-economische ongelijkheid¬in ons land evenzeer als in de wereld als geheel. Dat vroeg om een duidelijke sociaal-democratische stellingname.


> De PvdA diende de zogenaamde vernieuwing in organisatorisch opzicht van de voorgaande tien jaar terug te buigen in de richting van interne democratisering. (Relus ter Beek vatte dit punt samen met zijn conclusie dat ik ‘de partij terug wilde geven aan de leden’. Nu lees je dat Fortuyn ‘de politiek terug wilde geven aan de mensen’.)

Mijn conclusie was toen dat de Partij van de Arbeid zich ‘aan de rand van de afgrond bevond’, een conclusie die ik verder argumenteerde in het artikel ‘Organisatie en program: de PvdA op een historisch dieptepunt’(Socialisme & Democratie,
februari 2001).

De PvdA-professionals wisten het allemaal beter, net als de pers die er alles aan deed om de officiële kandidaat als onverslaanbaar voor te stellen. Die kreeg dan ook alle steun van de beroepspartij, tot en met die van professionele campagne-adviseurs. Uiteindelijk bleek de hele opzet op een volstrekt verkeerde diagnose van wat er in de PvdA leefde te berusten; ondanks alle burgemeesters en notarissen die te hulp werden geroepen, won Ruud Koole overtuigend van de officiële kandidaat. Maar vóór de verkiezing van de nieuwe voorzitter van het partijbestuur was het campagne-team zowel als de commissies voor het ontwerp-verkiezingsprogramma en de ontwerp-kandidatenlijst samengesteld, zodat zijn invloed hier marginaal zou zijn.

Verbijsterend is dat de partijleiding en het merendeel van de beroepspolitici en campagne-´experts´ niets hebben willen leren van hun volledige misrekening van de stemming binnen de partij toentertijd. Dat voorspelde niet veel goeds over de wijze waarop daarna het Nederlandse electoraat tegemoet zou worden getreden. De voorzitterskeuze had duidelijk gemaakt dat de PvdA geen campagnepartij van beroepspolitici en media-experts wilde worden. Maar die keuze werd feitelijk niet gehonoreerd.

Dit verkiezingsresultaat demonstreert in ieder geval het failliet van de campagnepartij. Aangetoond is nu niet alleen dat al dat geld, besteed aan experts die het allemaal beter zouden weten, en die daarom feitelijk los van de partij opereerden, geen enkel resultaat heeft opgeleverd en alleen maar averechts heeft gewerkt. Aangetoond is ook dat een zogenaamde professionele’ campagne ( waarin al te vaak klakkeloos Amerikaanse en Britse modellen zijn overgenomen) niet in de plaats kan treden van een heldere en inhoudelijke politieke strategie, die door een partij als zodanig wordt gedeeld en gedragen.

Vorig jaar koos het congres van de PvdA voor een ledenpartij en tegen een campagnepartij. Het is nu zaak daaraan werkelijke organisatorische en personele gevolgen te verbinden.

links en rechts

Kern van het verkiezingsresultaat is dat door ‘paars’ de tegenstelling tussen ‘links’ en ‘rechts’ zijn constituerende betekenis voor politieke oriëntatie grotendeels had verloren. Drie grote partijen die tot dan toe in de Nederlandse politiek tegenover elkaar hadden gestaan in termen van ‘links’ en ‘rechts’ vormden een gezamenlijke regering die een beleid voerde dat zozeer een voortzetting was van dat van de voorgaande, gedomineerd door de vierde grote partij, het cda, dat de laatste in zijn oppositierol vleugellam bleek.

‘Paars’ stond niet op zichzelf. Het paste in een grotere context, waarin het heette dat de tijd van ‘de grote verhalen’, de grote ideologieën, nu definitief achter ons lag, dat wat er nog aan politieke kwesties restte ‘beyond left and right’ (Anthony Giddens) was, dat de tegenstelling tussen ‘links’ en ‘rechts’ verouderd was en er niet meer toe deed, dat politiek zelf eigenlijk aan het verdwijnen was omdat de markt zichzelf reguleerde en, zoals Saint Simon bijna tweehonderd jaar geleden profeteerde, het bestuur over mensen plaats aan het maken is voor de administratie van zaken.

Termen als de B.V. Nederland vatten deze ontideologisering perfect samen: het politieke stelsel opgevat als een bedrijf¬en dan nog niet eens een open N.V. Politiek is alleen maar mogelijk op basis van een constitutieve tegenstelling die als rdenings- en keuzeprincipe dienst doet. Precies opdeze basis heeft de tegenstelling tussen links en rechts in de Franse evolutie gestalte gekregen. Wie deze tegenstelling wegwist, schept echter ongewild ruimte voor een alternatief ordeningsprincipe, een andere fundamentele politieke tegenstelling¬een mogelijkheid waarmee de ideologen van ‘paars’ nooit rekening hebben willen (of kunnen) houden.

Bovendien bestond er, net als in Srebrenica, geen ‘exit-strategie’ , in geval van de beëindiging van de paarse coalitie. Als men deze niet zou willen voortzetten, was het immers onvermijdelijk dat de PvdA zich toch weer naar links (of naar rechts) zou moeten profileren. In dat geval was het mogelijk geweest dat de tegenstelling tussen links en rechts weer de centrale factor in de politiek was geworden. Maar terwijl onmiskenbaar werd dat de deelnemende partijen geen zin meer hadden in een derde paars kabinet, maakte de PvdA noch duidelijk waarom ze deze coalitie niet voort zou willen zetten, noch wat het politieke alternatief zou kunnen zijn. Daarmee haalde de partij met terugwerkende kracht alvast de prestaties en reputatie van de paarse kabinetten naar beneden, hoewel de PvdA tegelijkertijd daarmee nauw geassocieerd bleef in de ogen van de kiezers ¬zonder dat deze een ander perspectief werd geboden. De PvdA was, kortom, niet in staat tot een overtuigend verhaal waarom met paars gebroken moest worden zonder paars te verloochenen.

Nog versterkt werd deze tamelijk uitzichtloze stand van zaken door de wisseling in het partijleiderschap en de aankondiging van Wim Kok niet een nieuwe termijn als lijsttrekker te ambiëren. Dit accentueerde op weer andere wijze het afscheid van paars. Zijn opvolger bevond zich daardoor in een bijna onmogelijke positie, wie het ook was geworden: hij moest paars de wacht aanzeggen zonder Kok¬en daarmee de PvdA ¬te beschadigen.

Dit alles was echter slechts een implicatie van het verdwijnen van de links-rechts-tegenstelling als gevolg van de paarse coalities. De ruimte die daardoor werd geschapen voor een andere fundamentele politieke scheidslijn werd in de drie maanden voorafgaand aan de verkiezingen razendsnel gevuld door Leefbaar Nederland en Pim Fortuyn. Het werd de karakteristieke tegenstelling van het populisme: politieke buitenstaanders tegen de gevestigde orde. De buitenstaander is de kampioen van ‘het volk’ en gaat in zijn naam schoon schip maken in de ‘achterkamertjes’ waar ‘de gevestigde partijen’ de zaken onderling bedisselen en hun zakken vullen, in plaats van dat hun vertegenwoordigers in ‘de wijken’ waar ‘de mensen wonen’ aanbellen en hun oor te luisteren te leggen om zo te vernemen wat die mensen werkelijk willen. (Allemaal hetzelfde vanzelfsprekend¬het volk is een en ondeelbaar.)


het populistisch syndroom

Als vervaging van de tegenstelling tussen ‘links’ en ‘rechts’ de negatieve en noodzakelijke voorwaarde is voor de opkomst en vestiging van een populistische definitie van de politiek, dan is dat proces toch begunstigd door tenminste drie factoren.

De eerste is de enorme en in het algemeen welwillende aandacht die Fortuyn al vanaf september vorig jaar in de media kreeg, niet vanwege zijn politieke boodschappen maar door zijn stijl van opereren, die overigens zelf weer in het syndroom van het populisme paste: door zich willens en wetens anders te gedragen dan volgens de gebruikelijke omvangsvormen in de politiek, accentueerde hij niet alleen zijn afstand tot ‘de gevestigde politiek’, maar wekte hij ook de schijn van authenticiteit op, de man die zegt wat hij en het volk denkt. (Pas na zijn dood kwam uit dat zijn ‘at your service’-optreden niet een spontaan gebaar was geweest maar een ingestudeerde en, door een reclamebureau bedachte gimmick.)


De tweede factor was het feit dat de gemeenschappelijke afkeer van andere partijen jegens Fortuyn niet de kans kreeg politieke inhoud te krijgen, en zelfs het beeld van de buitenstaander versterkte.


De derde was het ontbreken van een inhoudelijke politieke verkiezingscampagne. Het bleef bij tv-programma’s waarbij politiek bij voorbaat tot onderdeel van vermaak was gereduceerd . In die context kon Fortuyn gloriëren¬de weinige keren dat hij wel tot een inhoudelijk debat werd gedwongen, bleek hij zijn ferme eerder ingenomen one-line-standpunten niet vol te kunnen houden en retireerde hij snel in de richting van zijn opposant.

plebiscitaire democratie

Het succes van de Lijst Pim Fortuyn (lpf) wordt nu algemeen uitgelegd als een roep om ‘vernieuwing’. Grote geleerden als Roel in ‘t Veld hebben al gepleit voor een Fortuyn-Instituut dat het ‘gedachtegoed ‘ van ‘de grote leider’ (zoals andere kandidaten op zijn lijst hem bij leven noemden) verder ontwikkelen op het gebied van de democratie.

De vage en ondoordachte voorstellen over staatkundige veranderingen die in het ‘werk’ van Fortuyn te vinden zijn, wijzen echter allemaal in een richting die in democratisch opzicht dubieus is. Dat begint al met de stootrichting van dit populisme dat in wezen anti-democratisch en antiparlementair is en de vertegenwoordigende democratie in tendentie wil vervangen door een plebiscitaire, waarin ‘het volk’ een leider kiest die dit niet zozeer representeert als wel belichaamt. Ook hier bracht Fortuyn niet iets werkelijk nieuws naar voren, maar populariseerde hij staatkundige ‘vernieuwingen’ die al jaren lang in de Nederlandse politiek naar voren worden gebracht sinds de oprichting van D66.

De voorstanders van zulke ‘vernieuwingen’ ¬vaak recepten uit de 19e eeuw ¬ zijn niet in staat aan te geven waarom deze een oplossing zouden vormen voor de problemen waarmee zij worstelen. Vrijwel nooit kijken zij over de grens om te constateren dat waar hun favoriete ‘hervormingen’ allang bestaan, nochtans precies die klachten over ‘het bestel’ kunnen worden vernomen die deze hervormingen in Nederland nu juist uit de weg zouden moeten ruimen.

Plebiscitaire democratie betekent daarnaast dat de kiezer nog wel iets mag zeggen over wie er gekozen wordt, maar niet over het program van de gekozene. ‘Laat dat maar mij aan mij over.’ In de lopende kabinetsinformatie zien wij hoe al
binnen het bestaande politieke stelsel een nieuwe partij als de Lijst Pim Fortuyn, zonder duidelijk program, naar believen standpunten inneemt (of verlaat) die noch in het onduidelijke ‘verkiezingsprogramma’ van die partij voorkomen, noch anderszins aan de kiezers zijn voorgelegd.

Zelfs het voordeel dat de staatkundige ‘vernieuwers’ aan vormen van plebiscitaire democratie toekennen, gaat niet op. Dit houdt in dat je dan op ‘personen’ stemt, niet op lijsten of programma’s. Maar toen bij de gemeenteraadsverkiezingen
in Rotterdam lijsttrekker Fortuyn een grote overwinning behaalde, nam hij niet zijn verantwoordelijkheid om wethouder te worden. Dat moest iemand anders maar doen.

Tenslotte is het project van de populistische democratie in zijn uitwerking anti-democratisch, in feite wordt de vertegenwoordigende democratie fundamenteel aangetast. Paul Bordewijk rekende voor dat bij een districtenstelsel naar Brits model het CDA nu meer dan honderd zetels in zou nemen in de Tweede Kamer, de rest verdeeld over PvdA enLPF. De andere partijen zouden landelijk niet meer vertegenwoordigd zijn. De verkiezingsuitslag van 15 mei demonstreert daarentegen de openheid van het huidige staatkundige bestel voor nieuwkomers. Achter de rug van een dode lijsttrekker zijn zesentwintig volksvertegenwoordigers de Tweede Kamer binnengeslopen ¬van wie dit er niet een op eigen kracht was gelukt. De ‘vernieuwingen’ die deze ‘vernieuwers’ zo graag tot stand willen brengen, zouden hen politiek geen schijn van kans hebben gegeven.

demonisering en karakterzwakte

De campagne werd pas hard na de moord op Fortuyn, maar toen werd deze officieel niet meer gevoerd en officieus vooral door de lpf. Zelfs de begrafenismanifestatie in een Rotterdamse kerk werd door zijn broer gebruikt voor een partijpolitieke
toespraak. Overeenkomstig het profiel van de populist verzette Fortuyn de normen van het publieke debat onder politici door veel grovere en plattere bewoordingen te kiezen dan in Nederlandse politieke verhoudingen gebruikelijk was. De reacties van de ‘gevestigde’ politici bleven daarentegen binnen de gebruikelijke fatsoensnormen.

Toch zijn deze door serviele media als ‘demonisering’ afgeschilderd. Zeker na zijn dood viel daaronder al een vergelijkend perspectief ¬het heette al gauw buiten de orde om Fortuyn met Haider te vergelijken. Daarvoor zou wellicht reden zijn geweest als Haider onbetwist een neonazi zou zijn¬zoals een politiek onbenul als de niet altijd succesvolle strafpleiter Gerard Spong publiekelijk beweerde. In politiek opzicht is van de neo-rechtse politieke leiders in de rijke landen Haider veruit het meest vergelijkbaar met Fortuyn¬al zijn de boeken van Haider interessanter en beter geschreven.

Uitstel van de verkiezingen had een premie gezet op het vermoorden van politici. Dat neemt niet weg dat dit geen normale verkiezingen zijn geweest, ‘fair and free’. Na de moord op Fortuyn schiepen zijn aanhangers niet alleen een klimaat maar ook een werkelijkheid waarin politici van andere partijen¬toevallig vooral links?¬de schuld kregen van zijn dood en die aantijging kracht bij zetten met daadwerkelijke bedreigingen op een schaal die nog nooit eerder in Nederland is vertoond.

De LPF heeft daaraan uitbundig meegedaan, niet alleen in de persoon van voorzitter Langendam, die eerst wel, en toen weer niet en daarna toch weer wel de moord op Fortuyn in de schoenen van ‘links’schoof, maar ook in de gekozen vertegenwoordigers op deze lijst. Het is een grof schandaal dat zij geen enkele afstand hebben genomen van de terreur die kennelijke aanhangers van hun partij uitoefenen ten aanzien van politici en journalisten, maar integendeel volhouden dat de moord de schuld van links is. Het is een nog groter schandaal dat het CDA en de VVD niet van hun beoogde coalitiepartner hebben geëist dat deze zich hard en duidelijk van deze haatcampagne distantieert.

De algemene verklaring van de verkiezingsuitslag is dat zich hierin een allang bestaande onderstroom bij de kiezers heeft gemanifesteerd, een onderstroom die vooral bestond uit ongenoegen over allochtonen, asielzoekers, vreemdelingen en anderen in het algemeen. Dit is een nogal dubieuze these. Ik ben verbaasd en daarna verbijsterd geraakt, eerst natuurlijk over de massahysterie na de moord op Fortuyn, maar daarna toch vooral over het verraad der klerken: de laffe en uit de mouw geschudde praatjes waarmee al te veel intellectuelen of wie daarvoor door willen gaan, al dan niet met hoogleraarstitels, achteraf de uitslag van de verkiezingen hebben verklaard, meestal in termen van ‘stille ontevredenheid’.

Vrijwel niemand van deze gemakzuchtige auteurs kwam vorig jaar augustus, toen Wim Kok zijn afscheid aankondigde, met zo’n analyse voor het voetlicht. Een serieuze analyse van wat tot deze verkiezingsuitslag heeft geleid, zal tijd vergen. Maar het merendeel van degenen die zich daarover in de laatste tijd publiekelijk hebben willen uiten, heeft zich gediskwalificeerd, nog los van het gemak waarmee zij en de meeste media het populistisch scenario overnamen.

Het was stuitend zowel als illustratief voor karakterzwakte hoezeer begrippen als ‘het volk’ en ‘de gevestigde partijen’ (daaronder vallen dus ook de SP en de Christenunie) gemeengoed werden in commentaren, hoofdartikelen en bijdragen aan opiniepagina’s.

sociaal-democratisch links

Nu de Partij van de Arbeid zelf. De verkiezing van Ruud Koole, tegen de zin van het establishment van de partij, was een duidelijke en onmiskenbare demonstratie van het feit de partijleden in meerderheid de ontwikkeling van een 'campagnepartij’ afwezen. Dat was een boodschap op organisatorisch niveau, die te lang genegeerd is. De verkiezingen van 2002 tonen echter overtuigend het failliet van de ‘campagnepartij’ aan, en daaraan zal de PvdA om als sociaaldemocratische partij te overleven, organisatorische en personele gevolgen moeten verbinden.

Personele vernieuwing is alleen maar aan de orde voorzover het dom zou zijn beroepspolitici die er nooit blijk van hebben gegeven dat er voor de PvdA een ander leven na ‘paars’ zou kunnen bestaan, tot fractieleider te kiezen. (Inmiddels
lijkt iedereen vergeten te zijn dat de PvdA geen ambt kent waarvan de drager ‘partijleider’ is.)

Veel belangrijker is inhoudelijke vernieuwing. Deze kan niets anders inhouden dan het geven van een nieuwe en passende definitie van sociaal-democratisch links (zonder de oude thema’s, lees ongelijkheid in loon en vermogen te verwaarlozen). De zogenaamde ‘vernieuwingen’ van de jaren negentig, opgevoerd onder de vlag van de Third Way, zijn inderdaad Holzwege gebleken ¬wegen die nergens naar toe, maar juist ergens van weg gaan. Het is mij nog altijd een raadsel hoe iemand in alle ernst een idioot begrip als ‘het radicale midden’ kan omarmen.

De PvdA dient zich weer te concentreren op het sociaal-democratisch programma zoals dat bij Bernstein omschreven werd, 103 jaar geleden: De voorwaarden tot het socialisme en de taak der sociaaldemocratie, ook al moet dat programma grondig
worden herzien.

 

Auteur
Bart Tromp
Verschenen in
Socialisme & Democratie
Datum verschijning
16-09-2002

« Terug naar het overzicht