De toekomst van de krijgsmacht

DE UITGAVEN voor Defensie vormden een van de weinige strijdpunten die uit de programma's van de 'paarse' partijen naar voren kwamen en in de verkiezingscampagne aan de orde kwamen. D66 wilde een half tot een heel miljard bezuinigen, de PvdA zat daar tussenin met 750 miljoen gulden en de VVD wilde niet bezuinigen.

Ik mocht indertijd een debat tussen de defensiewoordvoerders in de Tweede Kamer voorzitten, waaruit bleek dat de voorstanders van verdere bezuinigingen niet wisten waarop dat moest gebeuren. Geen wonder overigens. De Nederlandse krijgsmacht is druk doende met de grootste bezuinigingsoperatie en reorganisatie ooit.

Waar wilde D66 dat miljard weghalen ? Woordvoerder Hoekema kwam niet verder dan de suggestie het Korps Marechaussee over te hevelen van Defensie naar Binnenlandse Zaken. Waarom dat geld zou opleveren legde hij niet uit. Een tijdje eerder had Hoekema als voorzitter van de Atlantische Commissie nog een artikel gepubliceerd met het standpunt dat verdere bezuinigingen op Defensie volstrekt uitgesloten waren. Misschien verklaarde dat waarom zijn betoog weinig overtuigend was.

Maar ook de PvdA kon toen niet goed uitleggen waarom en waarop ze wilde bezuinigen. Nog voor de verkiezingen hadden enkele fractieleden een notitie gepubliceerd, waarin de bezuinigingen uit het verkiezingsprogramma achteraf werden ingevuld. Enigszins misleidend heet die notitie Investeren in een nieuwe krijgsmacht. Uit de hoger-onderwijspolitiek herinner ik mij een bezuinigingsoperatie van het ministerie met de slogan Groei door krimp, maar bezuinigen door investeren - dat is ook een vondst.

Toch bevat de notitie een aantal interessante gedachten over verbetering van de operationele inzetbaarheid van de krijgsmacht (waarbij zelfs wordt voorzien in een extra bataljon mariniers) en over een verbeterd personeelsbeleid.

De bezuinigingen worden gerealiseerd door grootscheeps snijwerk, waarbij opvalt dat voor de meeste voorstellen daartoe in de notitie geen of nauwelijks argumenten staan. Een onvriendelijke commentator (Rob de Wijk in NRC Handelsblad van 14 mei) vatte de voorstellen aldus samen: 'Om ruim zes procent op het defensiebudget te bezuinigen stelt de PvdA voor om onder meer dertig procent van de vliegvelden, alle maritieme patrouillevliegtuigen, alle onderzeeboten, vijfentwintig procent van alle fregatten en ruim dertig procent van de Koninklijke Landmacht na mobilisatie af te stoten.'

Hoe onbezonnen zulke bezuinigingsvoorstellen ook zijn, het is onvermijdelijk dat in de komende jaren, als de op de Prioriteitennota gebaseerde bezuinigingen en reorganisaties hun beslag hebben gekregen, een diepgaand beraad op gang komt over de toekomst van de krijgsmacht.

Dit beraad dient te staan in het teken van de 'transformatie van de oorlog', zoals de Israelische militair-historicus Martin van Creveld het heeft genoemd. Van Crevelds centrale stelling in zijn The Transformation of War (1991) luidt dat klassieke, grootschalige oorlogen tussen staten niet meer zullen voorkomen, maar dat allerlei andere vormen van kleinschalig geweld binnen en tussen staten in ernst en getal zullen toenemen. Voor een inzet tegen zulke vormen van geweld zijn de traditionele legers echter slecht toegerust.

Van Creveld heeft zijn stelling ontwikkeld op grond van zijn eigen ervaringen. Het Israelische leger is zonder twijfel een van de best getrainde en uitgeruste ter wereld. Het toonde zich in drie oorlogen opgewassen tegen de verzamelde legers van Egypte, Syrie en Jordanie. Maar het was niet in staat beslissend in te grijpen in de Libanese burgeroorlog en het kon geen eind maken aan de intifadah van opgeschoten Palestijnse jongeren.

Men hoeft de sombere voorspellingen van Van Creveld niet op de koop toe te nemen bij zijn in grote lijnen juiste analyse. Uit die analyse kan men immers ook de gevolgtrekking maken, dat de krijgsmacht geschikt moet worden gemaakt voor veel meer dan haar klassieke taak: optreden in een grootschalig gewapend conflict.

In Nederland is de eerste stap op deze weg in feite al gezet, sinds naast de verdediging van de staat ook de deelname aan vredeshandhaving doelstelling van de krijgsmacht is. Juist in het laatste kader, dat van vredeshandhaving, is in de praktijk al duidelijk gemaakt dat strijdkrachten die daaraan meedoen op heel verschillende manieren en in heel verschillende rollen moeten kunnen opereren. Soms als 'klassieke' militairen, zoals de mariniers die in Bosnie deel uitmaakten van de Rapid Reaction Force, die het beleg van Sarajevo in augustus 1995 brak. Soms als politie-agenten, zoals de eenheden die nu deel uitmaken van Sfor in Bosnie en Hercegovina.

De traditionele scheiding van externe en interne veiligheid is aan het vervagen. Daarmee beginnen de terreinen waarop enerzijds de krijgsmacht en anderzijds politie en justitie opereren, elkaar te overlappen. Nu al valt de kustwacht onder de marine, verricht de luchtmacht als het moet recherchewerk met fotoverkenningsvluchten, is er een Bijzondere Bijstandseenheid gespecialiseerd in anti-terrorisme, werken militairen in Bosnie mee aan de bouw van scholen en zijn vliegtuigen en schepen van de Koninklijke Marine actief bij de opsporing van drugstransporten. En dat is lang niet alles. In plaats van geforceerd te zoeken naar bezuinigingen is het veel verstandiger na te gaan hoe het defensie-apparaat bruikbaar kan worden gemaakt voor nieuwe taken.

Auteur
Bart Tromp
Verschenen in
Het Parool
Datum verschijning
27-06-1998

« Terug naar het overzicht