De tucht van de markt

TWEE WEKEN geleden ondernam ik een kleine actie tegen het vergeten en haalde de herinnering op aan het werk van Richard Titmuss, die in zijn boek The Gift Relationship (1970) het verschil tussen winstprincipe en gemeenschapszin demonstreerde aan het geven van bloed.

In Groot-Brittannie was dat toen (en ondanks mevrouw Thatcher is het ook nu) een zaak van vrijwilligers, die een of twee keer per jaar bloed afstaan zonder dat zij er iets anders voor terugkrijgen dan het besef zich verdienstelijk te maken voor de maatschappij. (Die volgens een fameuze uitspraak van marktdenkster Thatcher niet bestaat, omdat je een maatschappij niet kunt zien.) In de Verenigde Staten daarentegen was (en is) het afstaan van bloed grotendeels een commerciele transactie. De consequenties daarvan bracht Titmuss in kaart: slechtere en duurdere bloedprodukten.


Mijn beschouwing kwam mij in Het Parool van 16 november op een weerwoord van de Tilburgse econoom Hugo Keuzenkamp te staan ('Bloedschandaal is niet de schuld van de markt'). Hij betoogde dat het Duitse bloedschandaal 'nauwelijks aan de markt kan worden gemeten'. Want het bloed van UB Plasma, de firma die verantwoordelijk is voor het in omloop brengen van het besmette bloed, zou best afkomstig kunnen zijn van nietcommercieel verkregen bloed.

Het ging erom dat men bij het testen nalatig was. En de kans dat zoiets gebeurt, legt Keuzenkamp uit, is juist veel kleiner als bloed een verhandelbare waar is. Dan immers 'kan de tucht van de markt hier juist helpen bij het voorkomen van ongelukken'. Hij noemt in dit opzicht de Verenigde Staten als voorbeeld van een land 'met veel markt', waar het 'voor zover mij bekend' vrij goed gaat. In datzelfde artikel citeert hij een inleiding in de micro-economie, volgens welke in 1981 slechts vier procent van de donoren in de VS bloed afstonden om er geld voor te krijgen.

Het ene argument lijkt mij niet goed in overeenstemming te brengen met het andere gegeven en ik beschik niet over voldoende informatie om uit te maken wat hier de waarheid is. Toen Titmuss ruim tien jaar eerder zijn onderzoek in de Verenigde Staten deed, vond hij dat ongeveer zeven procent van de donoren daar vrijwillig bloed gaven. Nu is The Gift Relationship in de VS een bestseller geweest en nodigde Elliot Richardson, toen minister van volksgezondheid, Titmuss uit om hem van advies te dienen. Maar ik kan niet geloven dat hierdoor binnen enkele jaren het percentage van vrijwillige bloeddonoren in Amerika van zeven naar 96 procent is gestegen.

Overigens gaat het helemaal niet 'vrij goed' met de Amerikaanse bloedhandel. Een aantal processen tegen firma's die in de jaren tachtig besmet bloed op de markt brachten, loopt daar nog steeds. De 'tucht van de markt' werkt niet zelden te laat.

Keuzenkamp maakt van mijn oproep om eens wat kritischer aan te kijken tegen de opmars van het marktdenken in sferen die daaraan vreemd zijn, een algemene afwijzing van de markt als allocatie-mechanisme. Maar dat is niet mijn standpunt. De markt is in beginsel het beste mechanisme om diensten, goederen en waarden te verdelen in overeenstemming met de voorkeuren (en de koopkracht) van producenten en consumenten. In beginsel, maar lang niet altijd in de praktijk.

De tucht van de markt werkt uitstekend bij een bakker die onsmakelijke broodjes bakt (als er in de buurt genoeg andere bakkers zijn). Maar het probleem van de bloedmarkt is dat die tucht daar niet goed werkt. In Der Spiegel (nr 45-1993) vond ik het een en ander over de Duitse bloedmarkt. Die is niet gering: een jaarlijkse omzet van drie miljard mark. Om onverklaarbare redenen worden in Duitsland meer bloed en bloedprodukten gebruikt dan in de rest van Europa bij elkaar.

De verkopers hebben het bij zo'n enorme vraag voor het zeggen - zoveel weet zelfs ik van economie - en de Duitse bloedhandel wordt in het Spiegel-artikel gekarakteriseerd als een wereld van speculanten en avonturiers, waarin bloedprodukten van fantasienamen worden voorzien en naar believen anders geetiketteerd. In dit gezelschap duikt zelfs Alexander Schalck-Golodkowski op, die tot de ineenstorting van de DDR de kwade zaken van Honecker en consorten in het Westen regelde.

Keuzenkamps veronderstelling dat de donoren van de UB Plasma gratis gevende vrijwilligers waren, klopt niet. Het ging om donoren die volgens het latere onderzoek drugsverslaafden waren en waarvan de bloedfirma niet kon aantonen dat men ze behoorlijk lichamelijk onderzocht had alvorens hun bloed was afgetapt. Welbewust wordt door de commerciele bloedbedrijven in Duitsland aan 'pooling' gedaan, het bij elkaar voegen van afgetapt bloed, waardoor het moeilijker wordt verontreinigingen en besmettingen aan te tonen - iets wat Titmuss een kwart eeuw geleden al aanvoerde als een belangrijk bezwaar tegen de handel in bloed.

De 'tucht van de markt' heeft in dit geval dus in het geheel niet gewerkt, ook al omdat het overheidstoezicht op de bloedhandel in Duitsland buitengewoon laks schijnt te zijn geweest. De 'tucht van de markt' is - of het nu om brood, bloed of babyvoeding gaat - in het algemeen pas mogelijk als er door de overheid vastgestelde kwaliteitsnormen bestaan. Ik hoop dat Keuzenkamp dat niet vergeet als hij zijn Russische studenten in Tilburg de basisprincipes van de micro-economie bijbrengt.

Auteur
Bart Tromp
Verschenen in
Het Parool
Datum verschijning
24-11-1993

« Terug naar het overzicht