De uitvinding van Tsjetsjenie

WIE DENKT AAN de nationale identiteit van Schotland, ziet voor zich clans en kilts en tartans. Vrijwel niemand weet dat tartans een Hollandse uitvinding zijn en kilts een Engelse. De kilt (de 'Schotse rok') is in 1727 door een wever in Lancashire bedacht voor houthakkers. Hij baseerde zich op een oud Saksisch kledingstuk. Tartan-patronen werden al vanaf de zestiende eeuw vanuit Nederland geexporteerd naar Engeland en Schotland.

Pas na de Jacobitische opstand van 1745, toen Schotse Hooglanders een belangrijk bestanddeel van het Britse leger gingen vormen, voerde men kilts met specifieke tartans in om regimenten van elkaar te onderscheiden. Pas in de eerste helft van de negentiende eeuw gingen de Schotten, onder andere dankzij de historische romans van sir Walter Scott, geloven in een Schotse traditie die nooit eerder had bestaan en kwam het dragen van kilts, met een clanpatroon, in zwang.

Nu de Tsjetsjenen, een volkje (meestal wordt hun aantal op 200.000 begroot) in de noordelijke Kaukasus. Voor de tweede keer binnen zes jaar voert Rusland daar een oorlog tegen 'misdadige elementen'. De eerste liep op een smadelijke nederlaag uit, al slaagden de Russen erin de leider van de opstandelingen, de voormalige luchtmachtgeneraal van de Sovjetstrijdkrachten, Dzjokar Doedajev, te doden door een geleid projectiel op zijn mobiele telefoon in te zoomen, terwijl hij aan het bellen was.

Dit was hun enige succesvolle staaltje van moderne high-tech-oorlogvoering. De ouderwetse walstechniek van het Rode Leger liep vervolgens dood in de straten en pleinen van de hoofdstad Grozny, achteraf terecht naar Ivan de Verschrikkelijke ('Ivan Grozny') vernoemd.

De tweede Tsjetsjeense oorlog, volgens sommigen begonnen als afleidingsmanoeuvre voor de problemen van de Russische regering, voert men op zijn Amerikaans: in plaats van soldaten wordt materieel geofferd. Maar de resultaten stellen teleur.

Er sneuvelen nog steeds veel teveel Russische militairen zonder dat daar iets tegenover staat. Grozny is nog altijd niet ingenomen. Als dat wel gebeurt, gaat de oorlog verder als een voor beide partijen weinig belovende guerrilla.

Dit conflict staat te boek als kenmerkend voor de 'herleving van het nationalisme in de wereld'. Maar de Tsjetsjeense natie is nog veel meer een constructie van de leiders van de Sovjet-Unie, dan de 'traditionele' Schotse kledij een uitvinding is van Engelse en Hollandse ondernemers.

De Tsjetsjeense natie bestond niet voor de Oktoberrevolutie van 1917. Natuurlijk woonden er voor 1917 ook mensen in de noordelijke Kaukasus. Maar van een duidelijke identificatie in termen van afzonderlijke 'naties' was toen nog geen sprake. Men kon op zijn best spreken van een Tsjetsjeense identiteit, gebaseerd op een eigen taal. Maar slechts een procent van de bevolking was daarin geletterd.

Dat veranderde na 1917. De communistische onderwijspolitiek zorgde ervoor dat vrijwel iedereen in Tsjetsenie alfabeet werd in een toen pas vastgelegd Tsjetsjeens schrift. De nationaliteitenpolitiek van Moskou maakte Tsjetsenie een deelrepubliek van de Sovjet-Unie - een nietsbetekenende onderscheiding, want de centralistische communistische partij maakte de dienst uit.

In het geval van Tsjetsjenie werkte deze nationaliteitenpolitiek averechts.

Zij schiep een Tsjetsjeense natie die daarvoor nooit werkelijk had bestaan. Tegelijk liet Moskou geen ruimte voor realisering van de toegekende politieke autonomie.

De eerste politionele acties van het Rode Leger vonden al in 1922 plaats, gevolgd door nog grotere in 1925 en 1930. Aan de vooravond van de Duitse aanval op de Sovjet-Unie in 1941 was er nog steeds sprake van gewapend verzet tegen het communistisch regime. Dat was voor Stalin reden om vervolgens de hele bevolking naar Siberie te deporteren, een operatie die met de gebruikelijke hardzinnigheid plaats vond.

Degenen die het overleefden en terugkeerden, vormden een ontregelde samenleving, gekenmerkt door bovengemiddelde misdadigheid, maatschappelijke ontevredenheid en onderlinge gewelddadigheid.

Na de ontbinding van de Sovjet-Unie zagen creatieve politieke ondernemers in Tsjetsjenie hun kans schoon. Zij hadden generaal Doedajev al als beoogd leider gerecruteerd en proclameerden vervolgens een eigen Tsjetsjeense, onafhankelijke staat.

Dit was volstrekt in overeenstemming met de communistische doctrine, waarin 'etnische naties' de 'natuurlijke' organisatievorm van mensen zijn. Deze doctrine is uiteindelijk gebaseerd op Stalins verhandeling over nationaliteiten, die hij in 1912 op verzoek van Lenin te boek stelde. Stalin legde zo de basis voor een 'Blut und Boden'-theorie, die echter krachteloos bleef zolang de Sovjet-Unie een centraal geleid, totalitair en communistische regime bleef

Pas na het uiteenvallen van de Sovjet-Unie veranderde dit. Toen pas kon Tsjetsjenie ontstaan. Maar het Tsjetsjenie waar nu gevochten wordt, is niet de belichaming van een eeuwenoude natie. Het is een twintigste-eeuws fenomeen, dat in het leven is geroepen door de voorganger van het huidige Russische regime.

Kunstmatige bouwsels verkrijgen onvermijdelijk een eigen realiteit. Zo ook hier. In de sociologie staat dit bekend als het theorema van Thomas (Amerikaanse socioloog, 1863-1947): 'Als mensen een bepaalde stand van zaken als voor werkelijk waar beschouwen, dan zullen daaruit reele gevolgen voortvloeien'. De oorlog die in Tsjetsjenie nu voor de tweede keer wordt gevoerd is daarom niet alleen uitzichtloos, maar ook absurd.

Auteur
Bart Tromp
Verschenen in
Het Parool
Datum verschijning
26-01-2000

« Terug naar het overzicht