De universiteit als sluitpost
In de rangorde van universitaire disciplines staat bestuurskunde, nu andragologie niet meer bestaat, onderaan. Deze waardering werd vorige week onderstreept door professor Roel in 't Veld, die aan niet minder dan drie universiteiten dit merkwaardige vak doceert. In een interview in de Volkskrant riep hij het onderwijsveld op tot 'burgerlijke ongehoorzaamheid'. Schooldirecteuren moesten het achterstallig onderhoud van hun scholen onvervaard laten uitvoeren en de rekening naar de minister in Zoetermeer sturen.
'Burgerlijke ongehoorzaamheid' is een belangrijk begrip in de politiek, maar In 't Veld is kennelijk niet op de hoogte van wat het inhoudt. Van burgerlijke ongehoorzaamheid is sprake wanneer staatsburgers opzettelijk een wet overtreden, met de bedoeling er aldus de onrechtvaardigheid van aan te tonen. Bij deze vorm van protest hoort dat men vervolgens de consequenties - arrestatie, proces, straf - blijmoedig aanvaardt en niet probeert te ontlopen.
In 't Velds oproep heeft evenveel met burgerlijke ongehoorzaamheid van doen als harder dan 120 km rijden op een snelweg. Zijn recept kan er hoogstens toe leiden dat de gevangenissen straks bijgevuld worden met voor wanbetaling veroordeelde schoolhoofden.
In het interview gaf hij nog een tweede recept: rijke ouders zouden meer aan het onderwijs kunnen gaan bijdragen, want hij verwachtte niet dat de overheid dat zou gaan doen. Ook dat recept was niet erg overtuigend. In 't Veld rekende voor dat de onderwijsbegroting met een kwart zou moeten stijgen om aan de allerergste nood een eind te maken. De miljarden die dat jaarlijks kost, zouden ook alle rijke ouders niet op kunnen brengen.
In een briljante satire nam Felix Rottenberg vorige week de oproep van de voormalige directeur-generaal van Onderwijs op de hak. Hij stelde voor In 't Veld aanvoerder te laten worden van een team PvdA-onderwijskenners, van Jos van Kemenade tot en met Jacques Wallage, die met een 'J'accuse'-manifest een ommekeer in het onderwijsbeleid tot stand zouden kunnen brengen.
Briljante satire, want de treurige toestand van ons onderwijs is immers het resultaat van vijf en twintig jaar 'constructief onderwijsbeleid', een beleid waarin allerlei ondoordachte structurele veranderingen werden opgelegd in combinatie met bezuinigingen. Dat beleid is in hoge mate bedacht en uitgevoerd door PvdA-onderwijsideologen als de door Rottenberg genoemden.
Zelf bewaar ik nog gemengde gevoelens aan de tweede dag dat ik in functie was al secretaris van het opleidingsbestuur en een brief van het ministerie openmaakte, waarin In 't Veld ons namens de minister meedeelde dat onze afdeling zou worden opgeheven. Bij ons ging het uiteindelijk niet door, maar in die bezuinigingsronde slaagde In 't Veld er wel in een volledige tandarts-opleiding ten koste van ontzaggelijke kapitaalvernietiging te liquideren. Een aantal jaren later moest er wegens een tekort aan opleidingsmogelijkheden een nieuwe tandartsenfaculteit opgericht, waarvan de kosten die van de eerdere opheffing overtroffen.
Als de boodschapper om zulke redenen niet bijster geloofwaardig is, dan betekent dat niet dat de boodschap niet juist is. Onderwijs in Nederland is een toonbeeld van publieke armoede. Ik heb onderwijs wel de sovjetzone van de Nederlandse samenleving genoemd als het om het 'planmatige' onderwijsbeleid gaat, maar die term klopt ook voor de gebouwen waarin onderwijs wordt gegeven en hun inrichting en onderhoud.
De klacht van In 't Veld is in zoverre een typisch PvdA-geluid dat deze alleen wordt geuit met betrekking tot het lager en middelbaar onderwijs. In de afgelopen twintig jaar hebben de bezuinigingen echter bovenal het hoger onderwijs getroffen, bij vergrote verplichtingen ten aanzien van onderzoek en onderwijs. Terwijl minister Hermans opschept dat hij meer geld voor onderwijs heeft binnengehaald, zijn de universiteiten nog steeds bezig de bezuinigingen uit te voeren die zijn voorganger hen oplegde.
De toestand van de universiteit zou ik willen demonstreren met mijn eigen ervaring als voorzitter van een facultaire bibliotheekcommissie. Eigenlijk komt het werk van die commissie er op neer dat wij elk jaar moeten besluiten welke wetenschappelijke tijdschriften opgezegd moeten worden, omdat er geen geld is het abonnement voort te zetten. Dit is de logische consequentie van het feit dat het bibliotheekbudget niet of nauwelijks stijgt, maar de prijzen van boeken en abonnementen wel. Vooral de laatste, die gaan elk jaar gemiddeld tien procent omhoog. Aangezien de meeste tijdschriften en boeken engelstalig zijn, leiden de Nederlandse universiteiten zeer onder de lage koers van de euro ten opzichte van de dollar. Dit jaar moeten wij veertig abonnementen opzeggen; over de afgelopen ten jaar waren het gemiddeld twintig per jaar. Boeken zijn nu ongeveer 90% duurder dan in 1990, tijdschriften gemiddeld 160%, maar het bibliotheek-budget is slechts 45% hoger dan toen. De elektronische diensten die de bibliotheek inmiddels aanbiedt aan medewerkers en studenten zijn niet goedkoper dan gedrukte informatie, maar duurder. In het nieuwe belastingstelsel is de particuliere aanschaf van wetenschappelijke boeken en tijdschriften niet langer aftrekbaar, zodat de inviduele onderzoeker het tekortschieten van de universitaire bibliotheek extra wordt ingepeperd. Literatuur kan wel via interbibliothecair leenverkeer worden verkregen, maar zo'n aanvraag kost de bibliotheek per keer zo'n f35,-.
Terwijl het aantal wetenschappelijke tijdschriften sterk is ggegroeid, kan de bibliotheek er steeds minder aanschaffen. Het is maar één voorbeeld van de wijze waarop twintig jaar bezuinigen onherstelbare schade dreigt aan te richten in de Nederlandse universiteiten. Maar in de politiek wordt de universiteit al jaren als sluitpost beschouwd.
- Auteur
- Bart Tromp
- Verschenen in
- Het Parool
- Datum verschijning
- 26-08-2000