De weg naar Srebrenica
Het hoofdthema van 'From Indifference to Entrapment' is het Nederlandse beleid ten aanzien van Joegoslavië tot 1995. Daarachter gaat de vraag schuil hoe een Nederlands bataljon terecht kwam in Srebrenica. De titel vat de ontwikkeling van het Nederlandse beleid kordaat samen.
Dit is een studie naar besluitvormingsprocessen, vooral binnen de ministeries van Buitenlandse Zaken en Defensie. In de eerste helft van 1991 berichtten zowel de ambassade in Belgrado als de afdeling Oost-Europa volstrekt juist over de naderende desintegratie van Joegoslavië. Op hun boodschap werd geen acht geslagen. Nederland had wel andere dingen aan zijn hoofd: het komende voorzitterschap van (toen nog) de Europese Gemeenschap (EG) en de voorbereiding van 'Maastricht'. In de Verenigde Staten werd de even sombere als juiste diagnose van een CIA-studie trouwens evenzeer door de politieke leiders genegeerd.
De afgelopen jaren zijn er studies verschenen waarvan de boodschap luidde dat het zaak is grote intrastatelijke conflicten in de kiem te smoren door middel van preventieve diplomatie. Dit als alternatief van militaire interventie als ze eenmaal zijn uitgebroken. Gebrek aan informatie heet dan altijd de voornaamste belemmering. In het geval van Joegoslavië was daar evenmin sprake van als bij het bloedbad in Burundi. 'Preventieve diplomatie' is dus meer een uitvlucht dan een recept.
De 'indifference' (onverschilligheid) van de Nederlandse regering maakte plaats voor grote betrokkenheid toen Nederland op 1 juli 1991 het voorzitterschap van 'Europa' voor zes maanden overnam.
Norbert Both beschrijft dat Nederland in die zes maanden, mede dankzij deze bijzondere positie, meer invloed uitoefende dan het als 'kleine staat' had mogen verwachten. Hij geeft daarbij een goed en verhelderend beeld van de wijze waarop besluitvorming in een ministerie wordt voorbereid en tot stand komt. In zijn ogen was het succes van het Nederlandse beleid niet in de laatste plaats een gevolg van het feit dat Van den Broek en Lubbers voor alles de eenheid in de EG wilden bewaren.
Zo slaagde Nederland erin de lidstaten op één lijn te houden bij de kwestie van de erkenning van de afgescheiden deelstaten Slovenië en Kroatië, door een beslissing daarover met twee maanden uit te stellen. Dat zette tegelijkertijd druk op de toen nog lopende onderhandelingen over een vreedzame regeling. Toen deze laatste waren mislukt, viel in december het gemeenschappelijke besluit tot erkenning over te gaan, wat Duitsland in staat stelde dit nog voor Kerstmis publiekelijk aan te kondigen.
Dit is later algemeen opgevat als een Duitse Alleingang, die de oorlog om Bosnië-Hercegovina onvermijdelijk maakte. Feitelijk was van het eerste dus geen sprake. Zonder die erkenning was die oorlog er echter ook gekomen en was bovendien de wapenstilstand in Kroatië onder VN-auspiciën niet mogelijk geweest. Probleem was niet de 'voortijdige' erkenning van Kroatië, maar de weigering om een VN-vredesmacht in Bosnië-Hercegovina te stationeren, iets waarop Nederland toen vergeefs aandrong.
Verlost van het voorzitterschap koos Nederland volgens Both voor een morele positie, overeenkomstig een oude Nederlandse traditie. Zo'n morele positie ging vroeger gepaard met politieke neutraliteit. Die was er goed beschouwd de voorwaarde van. Nu speelde Nederland echter een rol in de wereldpolitiek. Both meent zelfs dat het 'Amerikaans-Nederlandse verzet' tegen het vredesplan Vance-Owen, dat voorzag in een ingenieuze kantonnale opdeling van Bosnië-Hercegovina, doorslaggevend is geweest bij de mislukking ervan. Hier laat de auteur zich kennen als voormalig assistent van Lord Owen.
Hij heeft gelijk als hij stelt dat de uitgesproken stellingname van Nederland niet zonder gevolgen kon blijven zonder ongeloofwaardig te worden. En hij beschrijft in detail hoe dit bijna onvermijdelijk leidde tot het besluit het eerste getrainde bataljon van de nieuwe Luchtmobiele brigade als 'peacekeepers' naar de 'safe area' Srebrenica te sturen, iets waartoe geen enkel andere lidstaat van de Verenigde Naties was te bewegen.
Minister Kooijmans kreeg vooraf nog van zijn Amerikaanse ambtgenoot Christopher de raad er niet aan te beginnen, terwijl president Clinton publiekelijk meldde niet van plan te zijn Amerikaanse soldaten in een schiettent op te stellen.
Het ministerie van Defensie hield het hoofd het langst koel. Maar uiteindelijk ging het door de bocht om twee redenen. Enerzijds vanwege de verwachting dat er snel een vredesregeling zou zijn, zodat Dutchbat alleen maar op de naleving daarvan zou hoeven toe te zien. Anderzijds omdat een verder verzet tegen uitzending wel eens zou kunnen leiden tot het door de Tweede Kamer schrappen van de geplande hefschroefvliegtuigen die de brigade werkelijk luchtmobiel zouden maken en tot verdere bezuinigingen op defensie in het algemeen.
Norberth Both heeft een belangwekkend boek geschreven. Maar de slotsom ervan is niet dat de weg naar Srebrenica onvermijdelijk was vanwege het moralistische plaveisel. Srebrenica was veel meer de uitkomst van het cynisme waarmee andere en grotere staten welbewust 'safe areas' in het leven riepen die niet verdedigd mochten worden.
Norbert Both, From Indifference to Entrapment. The Netherlands and the Yugoslav Crisis 1990-1995, Amsterdam, Amsterdam University Press, 2000, 267 blz., ISBN 90 53564535, f45,-.
- Auteur
- Bart Tromp
- Verschenen in
- Het Parool
- Datum verschijning
- 31-08-2000