De wilde frisheid van limoenen
EERGISTEREN bij wijze van experiment de hele dag met een VVD-das om rondgelopen. Het viel niemand op en dat bracht mij in verkiezingsstemming. Dat was ook wel nodig als ik aan het laatste Kamerdebat terugdenk. Daar viel iedereen over Bolkestein heen omdat hij via een motie de kandidatuur van Duisenberg voor de Europese Centrale Bank wilde ondersteunen. Schoolmeester Kok gedroeg zich wel heel pedant door de motie 'beneden alle peil' te noemen.
Verstandige commentatoren vonden dat zo'n harde en publieke uitspraak diplomatiek onverstandig was en averechts zou uitpakken. Kennelijk mogen alleen de Fransen zich zulke dingen veroorloven. De motie werd verworpen, enkele uren nadat Kok publiekelijk had aangekondigd dat als Frankrijk de benoeming van Duisenberg blokkeerde, Nederland de kandidatuur van Trichet met een veto zou treffen.
De Franse pers berichtte niets over Bolkesteins motie, maar wel over Koks veto. De vraag of Kok wel geschikt is voor het minister-presidentschap werd vervolgens door niemand gesteld.
Zo'n politiek debat over niks onderstreept de populaire notie dat het tegenwoordig bij verkiezingen om personen gaat, niet om programma's. De tijd is voorbij dat de partijvoorkeur van driekwart van het electoraat kon worden voorspeld op basis van drie kenmerken: religie, kerkbezoek en sociaal-economische positie. Dat was in 1956.
Maar ook toen al werd veel gesproken over de invloed van personen op partijkeuze. In 1947 vond de Nederlander Winston Churchill de meest bewonderenswaardige politicus, gevolgd door Jozef Stalin. Maar geen van beiden was hier verkiesbaar. Dat was Willem Drees wel, die vanaf 1948 vijftien jaar achter elkaar de meest bewonderde Nederlander bleef. Toen de verkiezingen van 1952 drie zetels winst voor de PvdA opleverden, werd algemeen gesproken van 'een Drees-effect'. Maar er bestond toen nog geen kiezersonderzoek dat het mogelijk maakte vast te stellen of dit inderdaad was opgetreden, schrijven mijn Leidse collega's in De wilde frisheid van limoenen, de eerste Nederlandse studie over de mate waarin personen en persoonlijke eigenschappen van kandidaten de stemkeuze beinvloeden.
De titel verwijst naar een bepaalde zeepreclame, die volgens de auteurs ook lijsttrekkers zou kunnen betreffen: wat de uitdrukking precies inhoudt blijft vaag, maar het klinkt veelbetekenend en suggereert dat hier toch iets bijzonders aan de hand is.
De belangstelling voor de persoon van de politicus en vooral de lijsttrekker is niet zo nieuw als het nu wel wordt voorgesteld, maar echt onderzoek is op dit gebied nauwelijks verricht. Het eerste grote verkiezingsonderzoek in Nederland, de ongepubliceerde studie van Den Uyl uit 1951, sluit af met niet minder dan 59 conclusies, maar slechts in een daarvan wordt verwezen naar de electorale rol van politicus of lijsttrekker.
De veronachtzaming van dit onderwerp heeft ook te maken met het feit dat het in zekere zin een taboe is. Kiezers horen hun politieke oordeel niet te laten beinvloeden door de persoon van de politicus en al helemaal niet door zijn uiterlijk. Ze moeten programma's afwegen, inhoudelijke keuzes maken, enzovoort.
Dat is de officiele leer, maar politieke partijen, zeker de grote, handelen daarmee geheel in strijd. Zij benadrukken juist de persoon van de lijsttrekker, die door een heel leger deskundigen wordt geadviseerd, niet alleen over wat en hoe hij het moet zeggen, maar ook welke bril en welk pak hij moet dragen en of hij snor of baard moet afscheren.
Uit het hier gepresenteerde onderzoek blijkt dat het uiterlijk er wel degelijk toe doet. Bij een experiment moesten proefpersonen foto's van hen onbekende gemeenteraadsleden politiek indelen. Dat was nauwelijks een probleem en de ordening leverde een duidelijke typologie op: sommige mensen vond men er progressief uitzien, andere liberaal en weer andere confessioneel.
Toch geven kiezers aan dat ze bij hun politieke keuze niet veel nadruk op personen leggen. Dat is al jaren zo en het is de laatste twintig jaar niet wezenlijk veranderd. In november 1997 zei 47 procent van de ondervraagden het verkiezingsprogramma van partijen als uitgangspunt voor de stemkeuze te nemen, 24 procent noemde de opstelling van de partij sinds de vorige verkiezingen, zeventien procent gaf als commentaar dat het ze niet interesseerde en slechts negen procent verwees naar de persoon van lijsttrekker.
Gaat men vervolgens na wat volgens kiezers de relevante eigenschappen van een politicus zijn die hem stemmen opleveren, dan is van een helder antwoord eigenlijk geen sprake. Sociaal bewogen, doortastend, betrouwbaar, compromisbereid, wijs, recht door zee - van alles wordt genoemd zonder dat van een duidelijk patroon sprake is. Daarbij liggen de oordelen die op grond daarvan worden gemaakt, allerminst vast. In 1977 had Den Uyl van alle politici het meeste vertrouwen onder de kiezers, maar in 1981 was zowel Van Agt als Terlouw hem gepasseerd.
Dat is een van de aanwijzingen dat lijsttrekkers misschien eerder een afstotings- dan een aantrekkingseffect op kiezers uitoefenen. Dit is een mooie gedachte voor 6 mei.
Joop van Holsteyn en Galen A. Irwin, red.: De wilde frisheid van limoenen. Studien over politici in de ogen van kiezers. Leiden, DSWO Press, prijs f 39,90.
- Auteur
- Bart Tromp
- Verschenen in
- Het Parool
- Datum verschijning
- 29-04-1998