De wonderolie van D66
PLOTSELING IS IN de politiek weer een discussie losgebroken over wijziging van het kiesstelsel. Directe aanleiding was het vertrek van PvdA'er Rob van Gijzel ut de Tweede Kamer. Een deel van de goegemeente meende dat hier een eenzame strijder voor waarheid was platgeslagen op het aambeeld van de fractiediscipline.
Daarop volgden in de media verschillende klaagzangen over het verschijnsel op zich: fractiediscipline. Oud-CDA-Kamerlid Ton de Kok beschreef op 8 december beeldend maar ook met gevoel voor nuance in NRC Handelsblad zijn eigen ervaringen. De nuance kwam onder meer naar voren in zijn constatering dat 'zelfs in de grootste fractie beperkt, gereguleerd en voorwaardelijk afwijkend stemgedrag altijd mogelijk is'.
De Kok ontkent niet de noodzaak en de voordelen van fractiediscipline, maar meent dat het huidige systeem 'niet voldoet aan de normen die een volwassen democratie behoort te hanteren'. Hij keert zich vooral tegen de lijdzaamheid waarmee de meeste fractieleden zich neerleggen bij de mening van de partijleiding. Zo beschouwd is het probleem niet de fractiediscipline maar het gebrek aan zelfstandigheid en durf bij individuele Kamerleden in het interne fractiedebat. De beangrijkste factor daarbij is, zo stelt De Kok, de angst voor de eigen positie bij de volgende verkiezingen. Immers, het is de partijleiding die in hoge mate bepaalt wie op de lijst komt en op welke plaats. De Koks remedie is een districtenstelsel, zodat de kiezers de volksvertegenwoordigers 'in cafe en park en op het plein proeven, horen, en ruiken'.
De diagnose van De Kok is sterk maar zijn remedie zwak. Fractiediscipline in landen die zo'n disctrictenstelsel kennen, gaat vaak verder dan in Nederland, en dat geldt ook voor de graad van onafhankelijkheid van die rechtstreeks gekozen volksvertegenwoordigers. Neem Groot-Brittannnie, waar de Labour-fractie in het Lagerhuis al een hele tijd door commentatoren met een kudde schapen wordt vergeleken. De meeste fractieleden weten dat ze nooit gekandideerd zouden zijn in een kiesdistrict zonder de zegen van de partijleiding en nooit gekozen zonder de financiele en organisatorische steun van de centrale partij-organisatie.
Ze weten ook dat hun vermogen iets voor 'hun' kiesdistrict te bewerkstelligen, afhankelijk is van hun verhouding met de partijleiding, die immers ook de regering vormt. Tenslotte hebben de meesten van hen de ambitie verder te komen in de politiek dan een plaats als backbencher; ook daarvoor zijn zij afhankelijk van Blair en de zijnen.
Vanzelfsprekend kon het betoog van De Kok op grote instemming rekenen bij D66-fractievoorzitter Thom de Graaf. Ook hij hekelde de cultuur van dichtgetimmerde regeerakkoorden en de mede daaruit voortvloeiende disciplinering van de fracties die dit hebben onderschreven. Hij schreef af te willen van het Torentjes overleg tussen kabinetsleiding en de fractievoorzitters van de regeringspartijen. Dat staat immers voor 'achterkamertjes en handjeklap waar het hardwerkende gewone Kamerlid de dupe van wordt'. Door eraan toe te voegen dat dit overleg naar zijn ervaring eigenlijk niks voorstelt, kreeg het principiele karakter van dit voorstel overigens een wat eigenaardige lading.
Ook De Graaf meent dat 'Kamerleden beginnen als schoothondjes van de partijleiding' en dat een verandering van de huidige politieke cultuur in een minder krampachtige richting afgedwongen moet worden door invoering van een districtenstelsel. Dat vindt D66 al vanaf zijn oprichting en De Graaf ziet zijn partij daarin nu breed gesteund.
De losse flodder van De Kok zij hem vergeven. Maar een partij die al 35 jaar met dit voorstel wappert, zou nu toch wel eens moeten beargumenteren waarom een kiesstelsel zoals door D66 gewenst, inderdaad zou werken zoals deze partij veronderstelt. In landen waar zo'n kiesstelsel bestaat, is dat in elk geval niet zo. Maar daar hoor je D66 nooit over. Wat dat betreft is het een typische partij van juristen gebleven: juristen die zich blindstaren op juridische constructies maar geen enkele interesse aan de dag leggen voor de wijze waarop zulke constructies feitelijk worden gebruikt en functioneren.
Men hoeft trouwens niet eens over de grens te kijken om zich te informeren over de feitelijke werking van zo'n stelsel. Tot 1917 kende Nederland immers een kiesstelsel zoals door D66 voorgesteld. Het heeft nooit gewerkt overeenkomstig de verwachtingen van D66. Nog maar recent - van 1969 tot 1992 - kende de PvdA intern een districtenstelsel. De kandidaten voor de Tweede Kamer werden per kieskring gekozen door het ermee corresponderende partijgewest. Aldus zou een rechtstreeks contact tussen kiezer en gekozene ontstaan, vertegenwoordigden de Kamerleden echt iets, enzovoort. Maar het heeft zo niet gewerkt. De problemen die De Kok terecht signaleerde, worden kennelijk helemaal niet opgelost met de wonderolie van D66.
- Auteur
- Bart Tromp
- Verschenen in
- Het Parool
- Datum verschijning
- 10-01-2002