Defensie heeft te weinig geld om ambities waar te maken

Deze maand verschijnt de Defensienota van minister de Grave. Volgens Paroolcolumnist Bart Tromp doet de Nederlandse defensiepolitiek er verstandig aan de inspanningen te concentreren op de traditioneel sterkste punten: de marine en de luchtmacht, zonder de landmacht ook maar enigszins te verwaarlozen.

HET REGEERAKKOORD bepaalde dat 375 miljoen gulden per jaar moet worden bezuinigd op defensie.

De nieuwe minister, De Grave, tekende voor het regeerakkoord; najaar 1998 verscheen zijn 'Hoofdlijnennotitie'. Vervolgens riep hij op tot een 'strategisch toekomstdebat' als voorbereiding op een nieuwe Defensienota, waarin het nieuwe beleid definitief vorm moet krijgen. Deze nota verschijnt naar verwachting in de loop van deze maand.

Het 'strategisch toekomstdebat' heeft tot verwondering van sommigen en ergernis bij anderen inderdaad plaatsgevonden. De voorlaatste bijdrage was een nota van de PvdA-fractie.

De laatste was de vorige week uitgekomen nota van de Groenlinks-fractie. Opvallend is dat D66, dat de grootste bezuinigingen voorstaat, aan dit debat geen serieuze bijdrage heeft geleverd. Waarschijnlijk omdat alle deskundigen op defensiegebied in deze partij niets zien in die bezuinigingen.

Het is voorbarig om te zeggen dat dit debat een zekere consensus heeft opgeleverd. Buiten kijf staat echter dat centraal niet langer de bezuinigingsdoelstelling staat, maar de herstructurering van de krijgsmacht.

In de eerste plaats wordt nu algemeen onder ogen gezien dat de internationale situatie sinds de vorige bezuinigings- en reorganisatienota van Defensie, de 'Prioriteitennota' (1993) zeker niet overzichtelijker en vreedzamer is geworden en dat het belang van een effectieve Nederlandse krijgsmacht eerder is toe- dan afgenomen.

Verschil

In de tweede plaats is het inzicht gegroeid dat er geen wezenlijk verschil bestaat tussen de 'klassieke' verdedigingstaak en 'vredes-' of 'crisbeheersings-' operaties, een verschil dat voor de ervaringen in de oorlog in Bosnie zwaar werd aangezet. Een les van Srebrenica is dat zelfs voor traditionele 'vredeshandhaving' troepen nodig zijn die in staat zijn over te schakelen op echte gevechtstaken.

In de derde plaats is pas nu voor velen goed duidelijk geworden dat de omschakeling van een kader-militieleger van voornamelijk dienstplichtigen naar een beroepsleger veel ingrijpender is dan oorspronkelijk beseft.

Het kader-militieleger bestond uit een kleine parate strijdmacht, die na mobilisatie echter uitgroeide tot een landmacht van tien brigades, die over meer tanks dan het Franse leger beschikte.

Het beroepsleger daarentegen kan veel kleiner zijn, maar moet wel voor het grootste deel bestaan uit parate eenheden, geschikt voor (vredes)operaties in den vreemde.

Een minstens zo belangrijke consequentie van deze omschakeling is dat het personeelsbeleid een veel zwaardere nadruk krijgt, zowel voor wat betreft arbeidsvoorwaarden als voor scholings- en carriere-mogelijkheden. Het verschil tussen militairen met beperkt en onbepaald dienstverband zal vervallen.

Bij de publicatie van de 'Hoofdlijnennotitie' was er veel kritiek op de daarin gehanteerde 'kaasschaafmethode'. Het heette dat er nu voor gekozen moest worden om bepaalde taken en desnoods complete krijgsmachtdelen af te stoten, teneinde de overblijvende op peil te houden.

Die kritiek heeft plaats gemaakt voor een stilzwijgend uitgangspunt dat men in de PvdA-nota aantreft. Nederlandse eenheden zullen weliswaar steeds deel uit maken van grotere internationale verbanden, maar dienen toch zo weinig mogelijk van anderen afhankelijk te zijn. Niet voor vervoer door de lucht en over water, niet voor luchtverdediging, transport en vuursteun, niet voor logistiek in het algemeen.

Kennelijk is ook in dit opzicht lering getrokken uit de ervaringen met vredesmissies. Was het toeval dat van de Navo-luchtvloot uiteindelijk alleen maar Nederlandse F16's bommen afwierpen bij de Servische opmars tegen Srebrenica?

Internationale taakverdeling mag klaarblijkelijk niet meer zover gaan dat Nederlandse eenheden alleen met hulp van anderen kunnen functioneren. Dit vereist een geintegreerde krijgsmacht. Vandaar dat ook de PvdA niet langer voorstander is van het afstoten van de lange afstandsverkenningsvliegtuigen van de marine en van de onderzeebootdienst en zelfs wil dat het tweede commando- en bevoorradingsschip groter wordt, zodat dit ook een volwaardig pantserinfanteriebataljon van de landmacht kan vervoeren.

Het gezichtspunt dat een Nederlandse militaire bijdrage zo zelfstandig mogelijk moet kunnen opereren in internationaal verband heeft de 'kaassschaaf' tot veruit het verstandigste bezuinigingsinstrument opgewaardeerd.

Daar past wel een waarschuwing bij. Het toverwoord van internationale militaire samenwerking is tegenwoordig 'modularisering': vredes- en verdedigingsoperaties zullen steeds worden uitgevoerd door een op de desbetreffende operatie toegesneden combinatie van eenheden.

Dit is een heel bruikbaar uitgangspunt bij lego-bouwwerken, maar bij een krijgsmacht is het onverstandig om een heterogene combinatie per keer samen te stellen. Zo'n samenwerking vergt een jarenlange gezamenlijke training en oefening.

De Nederlandse uitgaven voor defensie dalen al veertig jaar. Toen dit land nauwelijks een verzorgingsstaat kende, besteedde het tien procent van het nationaal inkomen aan defensie. Tijdens het vervolg van de Koude Oorlog daalde het al snel tot drie procent. Na 1989 is het 'vredesdividend' geincasseerd: de defensiebegroting zakte van 2,9 tot ongeveer 1,8 procent in 1998. Nederland geeft jaarlijks al tientallen jaren meer uit aan snoep en rookwaar.

De in het huidige regeerakkoord vastgestelde bezuinigingen zouden zijn te begrijpen als de regeringspartijen hadden besloten dat dit land het eigenlijk wel zonder een serieuze krijgsmacht kan stellen. Maar de Kamer heeft zich vastgelegd op de ambitie dat de Nederlandse krijgsmacht vier vredesoperaties op bataljonsniveau tegelijkertijd uit moet kunnen voeren. Het is een illusie dat dit ambitieniveau bij de voorgestelde bezuinigingen gehandhaafd kan worden. In verschillende bijdragen aan het debat (PvdA, Groenlinks) worden bezuinigingen gezocht door op de marine te korten. De PvdA wil zes fregatten inleveren, Groenlinks vier. De PvdA wil in plaats daarvan vier 'kustwachtfregatten', een mij onbekend scheepstype, waarschijnlijk vergelijkbaar met de fameuze Sneekermeerslagkruisers die jarenlang de Friese meren beheersten.

Het accent dat in verschillende voorstellen op de landmacht wordt gelegd, met name op de vorming van parate pantserinfanterie- en tankbataljons, stuit op een fundamenteel probleem.

Nu al slaagt de landmacht er niet in jaarlijks voldoende personeel aan te trekken. Het afvalpercentage daarna (vijftig procent) ligt hoger dan bij marine (dertig) en luchtmacht (tien). Het lijkt mij daarom uitgesloten dat een substantiele vergroting van de jaarlijks te werven vrijwillig dienenden kan worden bereikt.

Grenzen

In het Nederlandse defensiedebat is merkwaardig weinig rekening gehouden met de uitbreiding van de Navo. Deze houdt immers niet alleen in dat het verdedigingsgebied van de Navokortere grenzen heeft gekregen welke verder weg liggen, maar ook dat de landstrijdkrachten van het bondgenootschap zijn uitgebreid met de landstrijdkrachten van Polen, Hongarije en Tsjechie.

Zeevarende naties zijn dit, afgezien van Polen, niet. Juist omdat Nederland inderdaad grote problemen heeft met het aantrekken van personeel voor de krijgsmacht, zou het daarom voor de hand liggen om te kiezen voor een kleinere, maar wel zeer parate landmacht. Bij luchtmacht en de zeestrijdkrachten zijn de recruteringsproblemen geringer, terwijl zowel de marine als de luchtmacht internationaal op een hoog niveau van professionele competentie staan en zeker voor de marine geldt dat de uitgaven voor een groot gedeelte in de Nederlandse economie terug worden geploegd.

Zonder de landmacht ook maar enigszins te verwaarlozen, zou de Nederlandse defensiepolitiek er verstandig aan doen de inspanningen te concentreren op die terreinen waar Nederland internationaal het best presteert.

Auteur
Bart Tromp
Verschenen in
Het Parool
Datum verschijning
04-11-1999

« Terug naar het overzicht